O.B.
1955 -r» XVII.l
No. 13410
De voor advies binnenkomende schade-aangiften worden geregistreerd.
Voor deze registratie wordt gebruik gemaakt van de registratiekaarten
N.R.F.-21.
Voor de te bezigen nummerserie zij verwezen naar V.e.M./S.V. no. 1,
onderdeel II. Is aangever reeds geregistreerd ter zake van S.V.-schade
aan huisraad, dan wordt de verdere schade onder ditzelfde nummer
geregistreerd. De schade-categorieën dienen op de registratiekaarten te
worden aangeduid op de ruimte naast het woord „huisraadschade".
Indien uit de binnengekomen aangifte niet voldoende blijkt in welke
schade-categorie(en) de schade is geleden, dient bij de aangever eerst
nader te worden geïnformeerd, aan welk soort object (en) hij schade
heeft geleden.
Zo dikwijls dé aangifte (mede) betrekking heeft op A-, E- of L-schade,
verzoekt het Hoofd van het Rampschadebureau aan het Ministerie van
Wederopbouw en Volkshuisvesting c.q. de Rijksdienst voor Landbouw-
herstel om de tot de competentie van deze diensten behorende schade
te enquêteren en advies uit te brengen omtrent de bijdrage, welke op
basis van de Wet op de Watersnoodschade zou kunnen worden verleend.
De B/C-schade wordt door het Rampschadebureau zelf geënquêteerd. Bij
de berekening van de schade op basis van voornoemde wet dient geen
rekening te worden gehouden met het bepaalde in artikel 58.
Het Hoofd van het Rampschadebureau verzamelt de adviezen van de
diverse organen, past de bekende dossier-vergelijking toe ter voorkoming
van dubbele schade en brengt aan de hand van de ontvangen adviezen
aan voornoemd Fonds zijn eind-advies uit omtrent de uitkering, welke
op basis van meergenoemde wet zou kunnen worden verleend. Bij de
opstelling van dit eind-advies dient het bepaalde in artikel 28 van de
Wet op de Watersnoodschade analoog te worden toegepast.
De hoogte van de uitkering wordt bepaald door meergenoemd Fonds;
zij hangt af van de totale schade enerzijds en de aan het Fonds ter
beschikking staande middelen anderzijds. In verband hiermede kan het
gewenst zijn er bij de enquête op te wijzen, dat liet besluit van het
Brabants Watersnoodfonds geen enkele aanspraak schept op volledige
vergoeding op basis van gemelde wet.
B. Schade, geleden buiten Noord-Brabant.
Ten aanzien van deze schade is door het Nationaal Rampenfonds een
schrijven gericht tot de betrokken Commissarissen der Koningin, waarin
wordt verzocht om door tussenkomst van de daarvoor in aanmerking
komende burgemeesters algemene bekendheid te geven aan het besluit
2
21.6.1955