1960Xvni
Nr. 19448
Artikel 5.
1. Na 30 september 1960 worden niet meer verleend:
a. bijdragen op grond van Hoofdstuk II van de Wet op de Materiële
Oorlogsschaden, dan wel op grond van een op artikel 102 van die wet
steunende regeling, voor zover niet betrekking hebbende op schade
aan gebouwde onroerende goederen en tot een bedrijf behorende schepen;
b. kredieten en rentevergoedingen, als bedoeld zijn in artikelen 71
van die wet, en aanvullende bijdragen, als bedoeld zijn in artikel 72 van
die wet, verband houdende met de besteding van bijdragen voor andere
goederen dan de onder a genoemde;
c. vergoedingen, als bedoeld zijn in de artikelen 105, veertiende,
vijftiende en zestiende lid, 106, eerste lid, en 108 van die wet, alsmede
tegemoetkomingen, als bedoeld zijn in artikel 107 van die wet;
d. bijdragen of kredieten op grond van de Wet op de Watersnood-
schade 1953 wegens het verlies van of schade aan roerende goederen,
alsmede vergoedingen voor uitgaven tot behoud van die goederen, als
bedoeld zijn in artikel 25 van die wet;
e. tegemoetkomingen, als bedoeld zijn in artikel 14 van de Wet
Overheidsaansprakelijkheid Bezettingshandelingen, voor het verlies van
of schade aan andere goederen dan de onder a genoemde;
f. schadelooststellingen voor roerende goederen, welke zijn gevorderd
bij de beschikkingen van de Ministers van Justitie en van Financiën van
6 mei 1946, 6e afdeling, nr, 1115 A en B, Generale Thesaurie, afdeling
Juridische Zaken en Bewindvoering, nr, 221 (Stcrt. 1946, 100) x).
2. Het vorige lid lijdt uitzondering in gevallen, waarin na genoemde
datum
a. ten gunste van de appellant of de bezwaarde wordt beschikt op
een tegen de vaststelling ingesteld beroep of bezwaar, dan wel hoger
beroep;
b. door Onze Minister na beroep of bezwaar alsnog een tegemoet
koming, als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Wet Overheids
aansprakelijkheid Bezettingshandelingen, wordt toegekend.
3. Een zodanige uitzondering wordt eveneens gemaakt in gevallen,
waarin de belanghebbende vóór 1 januari 1961 bij aangetekende brief aan
H Zie VII.4, nr, 1596/1946.
4
6.9.1960