1960 XVII.i
Nr. 19448
- 1 -
Minister ressorterend orgaan. Artikel 89, derde, vierde, zesde en zevende
lid, van de Wet op de Materiële Oorlogsschaden is eveneens van overeen
komstige toepassing, indien het bezwaar zich richt tegen een door Onze
Minister krachtens artikel 2, tweede lid, genomen beslissing op een ver
zoek om een tegemoetkoming, als bedoeld is in artikel 14, eerste lid,
van de Wet Overheidsaansprakelijkheid Bezettingshandelingen.
3. De rechthebbende, die bezwaar heeft tegen een uitspraak ingevolge
de eerste volzin van het vorige lid, kan daarvan in hoger beroep komen
bij het Scheidsgerecht voor de Oorlogsschade, bedoeld in artikel 90 van
de Wet op de Materiële Oorlogsschaden, uitsluitend op de gronden, in
artikel 91, eerste lid, van die wet, onderscheidenlijk artikel 45, eerste lid,
van de Wet op de Watersnoodschade 1953 genoemd. De artikelen 45,
tweede tot en met vijfde lid, 46 en 47 van de Wet op de Watersnood-
schade 1953 zijn met betrekking tot het in dit lid voorziene hoger beroep
van overeenkomstige toepassing.
Artikel 4.
1. Na 31 juli 1960 ingediende verzoeken, strekkende tot het niet toe
rekenen aan de belanghebbende van de overschrijding van termijnen,
gesteld
a. in artikel 6, eerste lid, van de Wet op de Materiële Oorlogs
schaden;
b. krachtens het derde lid van dat artikel, voor zover het betreft
aanvullende bijdragen voor bedrijfsuitrusting, niet zijnde schepen;
c. in een op artikel 2, derde lid, of artikel 102 van die wet steunende
regeling, voor zoveel betreft schade aan roerende goederen, niet zijnde
schepen, en niet aan goederen toegebrachte schade;
d. in of krachtens artikel 5, eerste lid, van de Wet op de Waters
noodschade 1953;
e. in een op artikel 58 van de laatstgenoemde wet steunende regeling,
voor zover betreft schade aan roerende goederen;
worden niet meer in behandeling genomen.
2. Artikel 6, tweede lid, van de Wet op de Materiële Oorlogsschaden
en artikel 5, tweede lid, van de Wet op Watersnoodschade 1953 ver
vallen.
3
6.9.1960