1960 XVII.l
Nr. 19448
Artikel 1.
Deze wet verstaat onder „Onze Minister": Onze Minister van
Financiën.
Artikel 2.
1. Het Commissariaat voor Oorlogsschade, de schade-enquête-com
missie te Rotterdam en het rampschadebureau te Rotterdam worden op
geheven met ingang van 1 augustus 1960. Tegelijkertijd eindigen de
functies van Directeur van het bureau en van secretaris van dit Commis
sariaat, van secretaris van de schade-enquête-commissie te Rotterdam en
van hoofd van het rampschadebureau te Rotterdam. Ten aanzien van de
archieven van deze organen treft Onze Minister de nodige voorzieningen.
2. Voor zoveel door of krachtens de Wet op de Materiële Oorlogs
schaden of door de Wet Overheidsaansprakelijkheid Bezettingshande
lingen aan de in het eerste lid genoemde organen opgedragen taken op de
genoemde datum nog niet zijn voltooid, draagt Onze Minister daarvoor
zorg: de bevoegdheden van die organen gaan op Onze Minister over.
Artikel 89, tweede lid, van de eerstgenoemde wet vervalt.
3. Het in de eerste volzin van het vorige lid bepaalde geldt eveneens
ten aanzien van taken, welke door de Wet op de Watersnoodschade
1953 aan de hoofden van de rampschadebureaus, dan wel krachtens die
wet aan het Commissariaat voor Oorlogsschade en aan de Directeur van
het bureau van dit Commissariaat zijn opgedragen, en ten aanzien van de
krachtens die wet aan deze organen verleende bevoegdheden. Ten aan
zien van nog openstaande beroepen tegen hun beschikkingen of beslis
singen blijft artikel 44, tweede lid, van die wet buiten toepassing.
Artikel 3.
1. Tegen alle beschikkingen en beslissingen van Onze Minister, ge
nomen uit hoofde van de door hem ingevolge artikel 2, tweede en derde
lid, uitgeoefende bevoegdheden, kan iedere belanghebbende een met
redenen omkleed bezwaarschrift bij Onze Minister indienen.
2. Artikel 89, derde, vierde, zesde en zevende lid, van de Wet op de
Materiële Oorlogsschaden, onderscheidenlijk artikel 44, derde, vierde
en vijfde lid, van de Wet op de Watersnoodschade 1953 is, al naar gelang
het bezwaar zich richt tegen de toepassing van de eerstgenoemde, dan
wel van de laatstgenoemde wet, ten aanzien van een zodanig bezwaar
schrift van overeenkomstige toepassing, evenals of het bezwaar een be
roep ware tegen een beschikking of beslissing van een onder Onze
2
6.9.1960