OFFICIËLE BEKENDMAKINGEN
,vJVg
VERENIGING VAN NEDERLANDSE GEMEENTEN
1959 O.B. Nr. 1S246 XVII.l
VERGOEDING VAN ZOUTSCHADE.
PERSBERICHT van het Ministerie van Volkshuisvesting en Bouw
nijverheid, Afdeling Voorlichting, van 28 april 1959, no. 27/59.
In de Staatscourant van heden zijn twee regelingen gepubliceerd voor
de vergoeding van zoutschade aan huizen en andere gebouwen, welke het
gevolg is van inundaties in 1944 en 1945 of van de watersnood in 19531).
De regelingen hebben betrekking op panden die in met name genoemde
gebieden zijn gelegen en waaraan de zoutschade zich vóór 15 mei 1959
heeft geopenbaard.
De vergoeding is een afkoopsom en staat geheel los van reeds verleende
rijksbijdragen voor herstel van oorlogsschade of stormrampschade. Een
afkoopsom wordt toegekend aan degenen die ten tijde van de over
stromingen eigenaar waren van een geheel of overwegend uit steen
opgetrokken pand. Wanneer intussen een pand en het recht op een
afkoopsom in andere handen zijn overgegaan, dan kan een rechtsopvolger
voor de uitkering in aanmerking komen.
De afkoopsom voor de zoutschade die door de oorlog is ontstaan, is
in beginsel vastgesteld op 7,50 per m2 aangetaste wandoppervlakte,
gemeten op de wijze als in de regelingen is aangegeven.
Die voor zoutschade als gevolg van de stormvloed is gesteld op 5,75
per m2.
Bij het bepalen van deze bedragen is in aanmerking genomen, dat de
aantasting bij de gebouwen, die in de oorlogsjaren in het water hebben
gestaan, verder is voortgeschreden en een grotere schade heeft veroor
zaakt dan bij de panden, die door de stormvloed werden getroffen.
Bij ingrijpende voorzieningen kan een hogere afkoopsom worden toe
gekend, mits die voorzieningen naar het oordeel van het orgaan dat met
de uitvoering van de regelingen is belast, noodzakelijk waren. Is dit niet
het geval, dan kan de afkoopsom worden bepaald op een bedrag dat
overeenkomt met de waardevermindering van het pand als gevolg van
de zoutschade.
Zie XVII.l, nrs. 18244 en 18245/1959.
30.6.1959
I