Ü.JB.
No. 11953
1954 n XVII.l
Welke gronden, hier voor ongerustheid aanwezig zouden kunnen zijn, is
de ondergetekende echter niet duidelijk.
2. Hoewel de registratie voor nagenoeg allo gevallen reeds heeft plaats
gevonden en de Wet op de Watersnoodsehade 1953 a)waarin de basis
voor de .vergoedingsnormen is vastgelegd, op .15 Januari j.l. in bet
Staatsblad is verschonen, kon tot nu toe geen definitieve betaling van
de vergoedingen ter zake van -agrarische schade plaats vinden. Het ligt
n.l. in de bedoeling, dat in de agrarische sector in ruime mate gebruik
zal worden gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 61 van de
genoemde wet, tot het vaststellen van nonnen ter bepaling van de
bijdrage. Hiermede zal een min of meer automatische vaststelling worden
mogelijk gemaakt, welke de afhandeling ten zeerste zal bespoedigen,
aangezien het taxeren van hoeveelheden, .kwaliteiten en waarde van de
onderscheiden goederen in individuele gevallen, hetgeen ongetwijfeld tot
een zeer aanzienlijke vertraging in de afdoening zou leiden, wordt
vermeden.
Door verschillende diensten en instellingen werden voor de vaststelling
van de vergoedingsnormen reeds .adviezen uitgebracht en voor een groot
aantal goederen konden deze normen inmiddels reeds worden opgesteld;
publicatie van een deel van deze normen in. de Nederlandse Staatscourant
heeft dezer dagen plaats gevonden (zie de Nederlandse Staatscourant
van 9 Maart 195-f, no. 47),
3. De hiervóór bedoelde op grond van artikel 61 v-an de onderhavige
wet vastgesteld of nog vast, te stellen vergoedingsnormen zijn reeds vóór
haar afkondiging in' voorlopige vorm aan de met de uitvoering belaste
bureaux ter beschikking' gesteld, zodat een aanvang kan worden gemaakt
met do definitieve berekening en uitkering van de vergoedingen. Het is
niettemin duidelijk, dat d'e berekening en de uitkering van de vergoedin
g-en voor alle schadegevallen tijd zullen vorderen. Met het oog daarop
staat de mogelijkheid tot het verstrekken van voorschotten op aanvraag
voorlopig nog open. Op deze wijze zullen eventuele moeilijkheden bij de
financiering van bedrijfsuitgaven kunnen worden vermeden, terwijl tevens
de definitieve betaling zal kunnen worden bevorderd.
(Aanhangsel tot het Verslag van de Handelingen der Tweede Ivamer
der Staten-Generaal, zitting 19531954, blz. 45).
i) Zie XVII.l. no. 11704/1954.
2
6.4.1954