U.D. No. 11283 r~ 1953 n xvn.i gevoelen, wanneer zij zonden ervaren, dat het volbrengen van deze taak hun gezamenlijk werk zou zijn geweest. In dit licht bezien kan de Regering zich dan ook niet verenigen met de gedachte, dat het overlaten van de vergoeding van de huisraadschade aan het Nationaal Rampenfonds niet zou overeenstemmen met de bedoeling van de gevers ten aanzien van de bestemming van de giften. Vrijwel alle giften zijn gedaan, toen reeds bekend was, dat het bestuur van het Fonds voornemens was de vergoeding in de huisraadschade als een van zijn belangrijkste en dringendste taken te stellen. Hieruit vloeit onmiddellijk de niet te loochenen conclusie voort, dat de taakstelling van het genoemde bestuur blijkens de ruime stroom van giften duidelijk de instemming van de gevers had. De vraag rijst, of de gevers ook in dezelfde mate zouden hebben gereageerd, indien het Nationaal Rampen fonds aan de middelen een andere bestemming had gegeven, b.v. voor de winstderving van bedrijven, voor betaling van verbetering van oud tot nieuw van onroerend goed e.d. De huisraadschade. Het in het Voorlopig Verslag uitgesproken oordeel, dat de primaire vergoeding voor alle soorten van schade van Overheidswege behoort te worden geregeld, zodat zij over de gehele lijn in de rechtsfeer komt te liggen, kan de Regering in het algemeen wel, doch ten aanzien van de huisraadschade niet onderschrijven. De geldelijke omvang van de charitatieve hulpverlening nam hier zulk een grote omvang aan, dat het overlaten van een zelfstandig terrein, met name de vergoeding van de huisraadschade, aan het Fonds in de rede lag. Indien dan ook het Nationaal Rampenfonds een regeling tot stand brengt, welke in haar uitwerking aan de getroffenen het volle pond geeft en deze regeling met zodanige waarborgen omkleedt, dat elke willekeur of ongelijkheid van behandeling is uitgesloten, staat toch wel vast, dat de getroffenen niet in een slechtere positie verkeren, dan waarin zij zich zouden bevinden, indien de vergoeding uit 's Rijks kas werd verleend. De Regering meent, dat deze positie in zoverre zelfs gunstiger is te noemen, dat bij de particuliere hulpverlening een royaler wijze van behandeling gemakkelijker kan worden verantwoord dan bij hulp van Overheidswege. Zij vraagt zich verder af, of de bezwaren, welke van verschillende zijden tegen het systeem van de uitkeringen van hot Rampenfonds zijn aangevoerd, met name vooral de vrees voor nivellering, nog wel staande kunnen worden gehouden, nu het Nationaal Rampen fonds voor de basisuitkeringen een stelsel van toeslagen heeft ontworpen, 6 8.9.1953

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - diversen | 1953 | | pagina 338