1951 -o III.4
No. 8858
y j}
le. schade aan onroerende goederen en het bedrag der schade volgens
het verzoek om vergoeding 10.000.niet te boven gaat
2e. schade aan roerende goederen en het bedrag der schade volgens
het verzoek om vergoeding 5.000.niet te boven gaat
3e. schadie, geen schade aan goederen zijnde, en het bedrag de schade
volgens het verzoek om vergoeding 2.500.niet te boven gaat
b. .niet bedoeld onder a, ten aanzien van welke omtrent de vergoeding
overeenstemming met de rechthebbende op de vergoeding is verkregen
c. niet bedoeld onder a en b,. ten aanzien van welke de Commissie het
uitbrengen van het. advies aan de Subcommissie heeft opgedragen
II. artikel 9 der Wet in de gevallen
a. ten aanzien van welke omtrent de vergoeding overeenstemming met
de rechthebbende op de vergoeding is verkregen
b. niet bedoeld onder a, ten aanzien van welke de Commissie het
uitbrengen van het advies aan de Subcommissie heeft opgedragen
2. Het vorige lid blijft buiten toepassing voor de gevallen, ten aanzien
van welke een lid van de Commissie aan het hoofd van het Bureau de
wens daartoe te kennen heeft gegeven.
Artikel 6.
De belanghebbende ten aanzien van een vergoeding, waarover de
Commissie van advies dient, wordt op zijn verzoek door de Commissie
gehoord. De Commissie kan het horen aan een van haar leden of aan de
Subcommissie opdragen.
Artikel 7.
1. De Commissie vormt uit haar leden de Subcommissie Financiering
Wederopbouw Publiekrechtelijke Lichamen.
2. De Subcommissie bestaat uit een vertegenwoordiger van de Minister
van Financiën, een vertegenwoordiger van do Minister van Binnenlandse
Zaken en een vertegenwoordiger van de Minister van Wederopbouw en
Volkhuisvesting. De leden van de Subcommissie zijn bevoegd zich in de
vergaderingen van de Subcommissie te doen vervangen door een door
lien met instemming van de Commissie aan te wijzen ambtenaar. De
plaatsvervangende leden hebben toegang tot alle vergaderingen der Sub
commissie en hebben, wanneer zij niet als lid optreden, een raadgevende
stem.
3
10.8.1951