(J.Ö. 1953 XVII.l No. 10745 In verband hiermede ware na te gaan of het rampslachtoffer voor de rampdatum reeds in het genot was van een uitkering krachtens een der sociale wetten, dan wel daarop thans aanspraken kan doen gelden. Een practische regeling hiervoor zou zijn, indien betrokkene de gemeente van hulpverlening machtigde tot het in ontvangst nemen van de hem toekomende gelden. Een model van een dergelijke incasso-volmacht gaat hierbij. Zodanige volmacht dient in tweevoud te worden opgemaakt; een exemplaar ware aan betrokkene uit te reiken, zodat hij op de hoogte is van de verrekening. BIJZONDERE VOORZIENINGEN. Ik machtig U voorts om noodzakelijke incidentele reiskosten, premiën voor op het tijdstip van de ramp lopende verzekeringen ter dekking van kosten wegens begrafenis, premiën voor het bedrijfspensioenfonds waarin betrokkene tot dusverre verzekerd was en andere kleine noodzakelijke uitgaven te betalen tot een maximum van 100,per jaar per gezin en 40,voor een alleenstaande per jaar. Daarnevens kunnen worden vergoed de redelijke kosten wegens opslag van elders ondergebrachte inboedel uit de ontruimde woning, tot een maximum over een jaar berekend -van 25 van de huurwaarde (volgens de Wet op de Personele belasting) van de ontruimde woning en de kosten wegens overbrenging van meubilaire goederen (z.g. transportkosten), uitgezonderd de evacuatie- en reëvacuatiekosten. Verzoeken om gehele of gedeeltelijke vergoeding van kosten van bijzondere voorzieningen, welke dienen te worden getroffen, en ten aanzien va,n welke door U niet zelfstandig een beslissing kan worden genomen op grond van het vorenstaande en het ter zake bepaalde in Hoofdstuk VII en XII van de Regeling Hulpverlening Oorlogsslacht offers (19401945), zoals aangevuld en gewijzigd bij het rondschrijven d.d. 7 Februari 1953, no. U 38606, Afdeling B.M.Z., kunnen aan mij ter beslissing worden voorgebracht onder toezending van een desbetreffend voorstel, waarbij gebruik ware te maken van een z.g. S.2-formulier. BEZIT VAN VERMOGEN. Indien het rampslachtoffer in het bezit is van vermogen, vindt het bepaalde in Hoofdstuk V sub 10 van de Regeling Hulpverlening Oorlogs slachtoffers (19401945) toepassing met dien verstande, dat het vermogensbezit in alle gevallen geacht kan worden een bestemming- te hebben, zodat vooralsnog geen intering behoeft plaats te hebben op de wijze als nader in genoemde Regeling is aangegeven. 4 24.3.1953

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - diversen | 1953 | | pagina 278