(J.ö.
1951 Ti III.4
No. 8857
Artikel 3.
1. Om Voor een vergoeding ingevolge de Wet in aanmerking te
komen, moeten publiekrechtelijke lichamen, welke voornemens zijn over
te gaan tot uitvoering van een openbaar werk, deel uitmakende van een
wederopbouwplan, ten minste drie maanden vóór het tijdstip, waarop
met de uitvoering zal worden begonnen, een aangifte van voorgenomen
uitvoering in tweevoud indienen bij de Minister van Wederopbouw en
Volkshuisvesting, met gebruikmaking van een formulier van het bij
deze beschikking behorende model G.
2. De Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting kan van het
bepaalde in het vorige lid ontheffing verlenen.
Artikel 4.
Deze beschikking, welke kan worden aangehaald als „Tweede Uit
voeringsbeschikking Wet Financiering Wederopbouw Publiekrechtelijke
Lichamen", treedt in werking op de dag na die van haar bekendmaking
in de Nederlandse Staatscourant.
's-Gravenhage, 31 Juli 1951.
De Minister van Financiën,
P. LIEFTINCK.
De Minister van Binnenlandse Zaken,
J. H. VAN MAARSEVEEN.
De Minister van Wederopbouw
en Volkshuisvesting,
J. IN 'T VELD
(Staatscourant van 2 Augustus 1951, no. 148).
(Vervolg zie bladz. 3).
10.8.1951