U.Ü 1
No. 10728
1953 X» XV1.8
een en ander met dien verstande, dat de onder I tot en met III
genoemde afwijkingen niet zullen gelden voor in ploegen werkende
arbeiders en dat de arbeidstijd in zijn geheel is gelegen tussen 6 en
19 uur.
IV. Voor de in ploegen werkende arbeiders van 16 jaar of ouder
mag de arbeid aanvangen vóór 7 uur, doch niet vroeger dan 5 uur, en
mag de arbeid eindigen na 18 uur, doch niet later dan 22 uur voor de
jeugdige personen van 16 en 17 jaar en 23 uur voor de mannelijke
arbeiders van 18 jaar of ouder;
B. herinnert hoofden of bestuurders van de onder A bedoelde onder
nemingen er aan, dat:
1. indien van de vergunning gebruik wordt gemaakt, overeenkomstig
het bepaalde bij artikel 70, tweede lid, van het Werktijdenbesluit voor
fabrieken of werkplaatsen 1936 uit een naast de arbeidslijst of de werk-
rooster opgehangen geschrift op duidelijke wijze de regeling van de
arb'eids- en rusttijden moet blijken;
2. op de dagen, waarop ingevolge deze vergunning langer dan 8V2 uur
per dag arbeid wordt verricht, overeenkomstig het bepaalde bij artikel
63, eerste lid, van genoemd Werktijdenbesluit de arbeidstijd van een
arbeider niet na ten hoogste iy2 uur arbeid behoeft te worden afgewisseld
door een onafgebroken rusttijd van ten minste een half uur, onder voor
waarde, dat zijn arbeidstijd telkens na ten hoogste 5 uur wordt afge
wisseld door een onafgebroken rusttijd van ten minste een half uur.
's-Gravenliage, 27 Februari 1953.
De Staatssecretaris voornoemd,
A. A. VAN RHIJN.
(Staatscourant van 2 Maart 1953, no. 42).
2
17.3.1953