O.B.
1953 T» XVI.3
No. 10835
Onder watersnoodgebied' wordt verstaan het, gebied, dat omschreven
is in de hierboven aangehaalde beschikking van de Minister van Sociale
Zaken en Volksgezondheid van 31 Maart 1953.
Artikel 2.
Werknemers in het watersnoodgebied, voor wie de werkgever niet in
het bezit is van de vereiste aanstellingsvergunning overeenkomstig de
beschikking van de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid van
31 Maart 1953 (Nederlandse Staatscourant van 2 April 1953, no. 65),
komen niet in aanmerking voor de vergoedingen van reiskosten en reis-
uren, alsmede voor het eventueel loonverschil tussen de plaats van
inwoning en de plaats, waar het werk gelegen is,, zoals aangegeven in
het desbetreffende artikel van de in artikel 1 genoemde regelingen.
Het schriftelijk bewijs van de vergunning dient in d'e loonadministratie
van de werkgever ter plaatse van de werkzaamheden aanwezig te zijn.
Artikel 3.
Overgangsregeling voor werknemers, die reeds in het waterslnoodgebied
werkzaam zijn.
Voor werknemers, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van
deze beschikking reeds in het watersnoodgebied buiten hun woonplaats
werkzaam zijn, en die de in artikel 2, eerste lid, genoemde hogere
beloning en vergoedingen, genieten, dient de werkgever, indien hij deze
werknemers ook na 1 Mei 1953 hiervoor in aanmerking wil doen komen,
vóór 1 Mei een goedkeuring aan te vragen bij de Directeur van het
Gewestelijk Arbeidsbureau of bijkantoor, waaronder de gemeente, waarin
het werk wordt verricht, ressorteert.
Artikel 4.
Deze beschikking treedt in werking met ingang van de dag na
publicatie in de Nederlandse Staatscourant.
's-Gravenhage, 31 Maart 1953,
Het College van Rijksbemiddelaars,
De Voorzitter,
J. A. BERGER,
(Staatscourant van 2 April 1953, no. 65).
2
17.4.1953