1953 /A n XIII
yjj
No. 10988
het beheer dier waterkeringen zijn belast, dan wel dit herstel opdraagt
aan het College van Gedeputeerde Staten in dq provincie, waarin de
waterkering is gelegen.
Artikel 2.
Gedurende de herstelwerkzaamheden als bedoeld in artikel 1, wordt
het in artikel 199, eerste lid, der Grondwet bedoelde toezicht over de
in artikel 1 bedoelde waterkeringen in het aldaar omschreven gebied
opgedragen aan onze Minister van Verkeer en Waterstaat.
Artikel 3.
Degenen, die met het beheer ener waterkering als bedoeld in artikel 1
zijn belast, zijn gehouden de uitvoering van de herstelwerkzaamheden te
dulden en voor zoveel nodig aan die uitvoering hun medewerking te
verlenen.
Artikel 4.
1. Wanneer ten behoeve van het in artikel 1 genoemde herstel werken
nodig zijn, daaronder begrepen hulpwerken van tijdelijke aard, waarvoor
duurzaam of tijdelijk gebruik moet worden gemaakt van onroerende
goederen en indien hetzij toepassing van de Belemmeringenwet Privaat
recht niet mogelijk is, hetzij toepassing van die wet naar het oordeel
van Onze Minister van, Verkeer en Waterstaat ontoelaatbare vertraging
mede zou brengen, kan ieder, die enig recht heeft ten aanzien van die
goederen, behoudens recht op schadevergoeding, worden verplicht te
gedogen, dat daarvan duurzaam of tijdelijk gebruik wordt gemaakt voor
de aanleg, de instandhouding of het gebruik van voormelde werken,
indien naar het oordeel van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat
de belangen van de rechthebbende redelijkerwijze onteigening niet
vorderen én in het gebruik van de goederen, gerekend met de omstandig
heden, niet meer belemmering wordt gebracht dan redelijkerwijze voor
de aanleg, de instandhouding of het gebruik van het werk nodig is.
2. In de gevallen, bedoeld in het eerste lid, vinden de artikelen 6 tot
en met 16 van de Belemmeringenwet Landsverdediging1) overeenkomstige
toepassing met dien verstande, dat Onze Minister van Verkeer en Water
staat in de plaats treedt van Onze in genoemde wet bedoelde Minister.
Artikel 5.
Onverminderd het bepaalde in artikel 4 kan, voor zover zulks naar het
oordeel van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat noodzakelijk is
1) Zie Staatsblad 1951, no, 3'23.
2
12.6.1953