U.D. 1953 -T) IV.7.1 No. 11388 CIRCULAIRE van de Minister van Binnenlandse Zaken van 2 Maart 1953, no. 13106/G, Hoofdafdeling O.P.Z., Afdeling A.Z., Bureau III, aan Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, Zeeland en Noord- Brabant. Meit betrekking tot uevenvermeld onderwerp ontving ik van mijn ambtgenoot van Sociale Zaken en Volksgezondheid diens hierbij in afschrift gevoegde circulaire d.d. 13 Februari 1953, no. 267, Afdeling Arbeidsverhoudingen1), welke, naar mij bekend is geworden, door mijn ambtgenoot van Verkeer en Waterstaat inmiddels reeds te Uwer kennis is gebracht. De inhoud van dit rondschrijven geeft mij aanleiding het volgende onder Uw aandacht te brengen. Het standpunt, dat eerstgenoemde ambtgenoot ter zake van deze materie inneemt;, wil ik gaarne ondersteunen. De wenselijkheid om de regelingen in zake bezoldiging c.q. lonen, en andere arbeidsvoorwaarden, zoals deze voor de overheids- dan wel de particuliere sector gelden, ook bij de tegenwoordige bijzondere toestand in de watersnoodgebieden in beginsel intact te laten, is evident. Hiermede ware dan ook naar mijn oordeel als richtsnoer zowel ten aanzien van het in dienst zijnde personeel als van het personeel, dat in dienst genomen wordt, rekening te houden door de betreffende besturen van gemeenten en waterschappen in Uw gewest, terwijl het overigens onder Uw toezicht aan de pinden tie van deze besturen ware over te laten, in welke gevallen een afwijking onvermijdelijk is. Ik moge Uw College verzoeken de besturen van de daarvoor in aanmerking komende gemeenten en waterschappen (veensehappen en vcenpolders) in Uw provincie in vorenstaande zin namens mij te willen berichten. Ten slotte moge ik U verzoeken met mijn vorenniteengezette zienswijze m.m. rekening te willen houden voor wat betreft het personeel in dienst van Uw provincie. De Minister van Binnenlandse Zaken, (get.) BEEL. Zie hierna bladz. 3. 2 (vervolg zie bladz. 3) 20.10.1953

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - diversen | 1953 | | pagina 154