O.B.
No. 12509
komstenlbesluit. Mede ten einde echter elke twijfel op dit punt uit te
sluiten^ is de totstandkoming van evengenoemde wijziging van genoemde
regiementen bevorderd, waarop hieronder in ander 'verband nog' nader
zal worden teruggekomen.
Door de op 1 April 1954 in werking getreden wijziging van de
Pensioenwet 19221) is de positie der arbeidseontractanten in belangrijke
mate verbeterd en geldt voor velen hunner niet aneer het bezwaar, dat
zij en hunne nabestaanden geen pensioenrechten hebben. Ten aanzien
v.an ambtenaren e,n arbeidscontractanten op wie de Pensioenwet 1922
(nog) niet van toepassing is, zou bij eventuele, dienstongevallen of over
lijden als g'evolg daarvan, indien daartoe aanleiding zou blijken te
bestaan, d'e toekenning van bijzondere uitkeringen in overleg met mijn
Ministerie (Hoofdafdeling Overheidspersoneelszaken) kunnen worden
overwogen. In dit verband moge ik nog de aandacht er op vestigen, dat
de betrokkenen in de hierbeoogde gevallen veelal reeds aanspraak zullen
hebben op een uitkering op de voet van de Ongevallenwet 1921 (vide
artikel 35,. vierde en zesde lid, van het AEAR en artikel' 33, derde en
vijfde lid, van het A.O.B.).
Ten antwoord op de sub 3 i van hogergenoemd verslag gestelde vraag
zij medegedeeld, dat de inmiddels totstandgekomen wijziging van
genoemde reglementen o.a. een aanvulling inhoudt met een bepaling,
waardoor de ambtenaar en de aibeidseontraetant, die daartoe door het
bevoegd gezag worden aangewezen, verplicht zullen zijn in tijd van
oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omst,andigheden) dienst te
verrichten ten behoeve van de bescherming en de bewaking van door of
vanwege de betrokken Minister aangewezen gebouwen, enz., en te allen
tijde deel te nemen aan oefeningen, welke verband houden met -die taak.
Deze bepaling is mede van belang ten einde buiten twijfel te stellen,
dat een ongeval, de ambtenaar of arbeidsco.ntractant overkomen bij de
uitoefening van zijn werkzaamheden dan wel bij de opleiding of oefening
als lid van een besebermingsploeg, ee.n dienstongeval is.
Alhoewel ingevolge de bepaling de ambtenaar of arbeidscontractant zal
kunnen worden opgedragen deel te nemen ,aan de bedrijfszelfbescherming,
ben ik van oordeel, dat bij de aanwijzing van ambtenaren en arbeids
eontractanten voor de beschermingsploegen in de eerste plaats een beroep
zal moeten worden gedaan op vrijwilligers en dat eerst bij uiterste
noodzaak van de weg van vrijwilligheid ware af te wijken.
Deze .aangewezen vrijwillige krachten zijn dan uiteraard verplicht tot
i) Zie IV.7.3, no. 11717/1904.
2
14.9.1954