OFFICIËLE BEKENDMAKINGEN
1954
O.B. No. 12509
RECHTSPOSITIE VAN HET OVERHEIDSPERSONEEL BIJ DE
BEDRIJFSZELFBESCHERMING.
CIRCULAIRE van de Minister van Binnenlandse Zaken van
23 Augustus 1954, Afdeling 0.0. en V., Bureau B.B.-V.P.M., no. U 17103,
aan de Ministers.
In de op 10 Augustus vorig jaar gehouden 'bespreking met vertegen
woordigers van de onderscheidene departementen betreffende de door
Rijksdiensten te nemen zelfbeschermingsmaatregelen,. waarover laatstelijk
handelt mijn rondschrijven van 8 September 1953, Afdeling O.O. en V.
(B.V.), no. U 11778, kwam mede de rechtspositie ter sprake van
ambtenaren en arbeidscontractanten, die een functie vervullen bij de
zelfbescherming van het dienstvak waarbij zij werkzaam zijn (vide de
punten 3g tot en met j van het de vertegenwoordiger van Uw Ministerie
op 8 September vorig' jaar toegezonden verslag).
Aangezien de behandeling van deze aangelegenheid in verband met de
daaraan verbonden facetten tijdrovend overleg met verschillende instanties
heeft gevorderd, kon daarop niet eerder worden teruggekomen. Thans kan
echter de benodigde wettelijke regeling (een wijziging van het
Algemeen Rijksambtenarenreglement en het Arbeidsovereenkomsten-
besluit) is totstandgekomen (bij Koninklijk besluit van 24 Juli 1954,
Staatsblad no. 362 omtrent de rechtspositie van bedoeld personeel
het volgende worden medegedeeld.
Zowel ten aanzien van de ambtenaren als van de arbeidscontractanten
blijft de voor hen geldende rechtspositieregeling van toepassing gedurende
hun werkzaamheden (opleiding e;n oefening inbegrepen) bij de bedrijfs
zelfbescherming. Deze werkzaamheden toch zouden kunnen worden aan
gemerkt als werkzaamheden, bedoeld in artikel 58 van het Algemeen
Rijksambtenarenreglement resp. artikel 37 van het Arbeidsovereen-
Zie IV.l, no. 124G6/19Ó4.
IV.l
1
14.9.1954