Jm?
Nr. 18066
1^59 iirmrr-rm
III.4
zijn van herstel van schade in de zin van artikel 1 der Wet Financiering
Stormvloedschade Publiekrechtelijke Lichamen; dat op deze gronden als
nog een vergoeding behoort te worden vastgesteld tot het bedrag der
schade, vermeld in formulier BW d.d, 31 december 1953, ad ƒ21.500,
subsidiair tot het bedrag der kosten van de extra-voorzieningen, die de
gemeente als gevolg van de onbruikbaarheid van het overstroomde voet
balveld voor het in gereedheid brengen van een ander veld moest treffen
ad 14.504,61, zijnde het verschil tussen de kosten van gereedmaken en
beleggen ad 19.904,61 en de geraamde kosten van gereedmaken en in
zaaien ad 5400,
Overwegende dat ingevolge de artikelen 4 en 5 der Wet Financiering
Wederopbouw Publiekrechtelijke Lichamen, welke artikelen in deze
krachtens het bepaalde in artikel 2 der Wet Financiering Stormvloed-
schade Publiekrechtelijke Lichamen van toepassing zijn, tegen een besluit
van Onze Minister van Financiën, de Commissie Financiering Weder
opbouw Publiekrechtelijke Lichamen gehoord, het belanghebbende pu
bliekrechtelijke lichaam binnen drie maanden, te rekenen van de dag van
verzending van het besluit, bij Ons voorziening kan vragen;
dat, aangezien het bestreden besluit van 15 juli 1955 op 20 juli 1955
is verzonden en het beroepschrift van de raad der gemeente Zwijndrecht
eerst op 28 januari 1956 bij Ons is ingekomen, de evengenoemde termijn
van drie maanden niet in acht is genomen;
dat hieraan niet kan afdoen, dat het gemeentebestuur van Zwijndrecht
zich nog tijdens de beroepstermijn met een nader verzoek tot het Bureau
Financiering Wederopbouw van het departement van Financiën heeft
gewend;
dat ten slotte het schrijven van het hoofd van evengenoemd Bureau
van 2 november 1955, in antwoord op het nader verzoek van het ge
meentebestuur, niet als een besluit van Onze Minister van Financiën,
als bedoeld in de hiervoor aangehaalde artikelen 4 en 5 der Wet Finan
ciering Wederopbouw Publiekrechtelijke Lichamen, kan worden aange
merkt;
dat op grond van het vorenstaande de appellant niet in zijn beroep
kan worden ontvangen;
Gezien de Wet Financiering Stormvloedschade Publiekrechtelijke
Lichamen en de Wet Financiering Wederopbouw Publiekrechtelijke
Lichamen;
Hebben goedgevonden en verstaan:
De appellant niet ontvankelijk te verklaren in zijn beroep.
4
21.4.1953