tr 1959 iii.i Nr. 18066 nieuw in behandeling zou worden genomen; dat de gemeente het toen niet behoorlijk oordeelde het minnelijk overleg met een beroepsprocedure te doorkruisen; dat zij in de verwachting leefde, dat terzake een nieuw, voor eventueel beroep vatbaar, besluit zou worden genomen; dat, indien het gemeentebestuur had kunnen voorzien, dat geen nieuw besluit werd genomen, tijdig tegen het besluit van 13 juli 1955 beroep zou zijn aan getekend; dat niet aanvaard kan worden a. het standpunt, dat de gemeente geen kosten van herstel van stormvloedschade terzake heeft gemaakt, omdat het voetbalveld niet in de vroegere toestand is hersteld, en b. het standpunt, dat de schade uitsluitend bestaat uit gemis aan opbrengst, omdat het terrein alleen eerder aan zijn bestemming is onttrokken dan het geval zou zijn geweest, indien de stormvloed niet zou zijn opgetreden; dat, wat betreft het vermelde onder a, de gemeente het oorspronkelijke voetbalveld hersteld zou hebben, indien dit financieel de voordeligste oplossing was geweest; dat, toen de kosten van het herstel op de oor spronkelijke plaats de kosten van het herstel op een andere plaats (ver plaatsing van het terrein) bleken te overtreffen, ter beperking van de kosten de laatste oplossing is gekozen; dat de keuze van deze oplossing geheel in de geest is van artikel 2 der Wet Financiering Stormvloed- schade Publiekrechtelijke Lichamen, juncto artikel 7 der Wet Financiering Wederopbouw Publiekrechtelijke Lichamen; dat laatstgenoemd artikel immers geenszins herstel op een andere dan de oude plaats uitsluit; dat, daar het artikel voorts over „herstel in eenvoudige, doch deugdelijke vorm" spreekt, juist het daaraan ten grondslag liggende beginsel van verantwoorde zuinigheid de gemeente in deze zaak leidraad is geweest; dat, wat betreft het vermelde onder b, wordt opgemerkt, dat. wanneer men aanvaardt, dat het standpunt, vermeld onder aonjuist is, irrelevant is of het terrein eerder aan zijn bestemming is onttrokken dan anders het geval zou zijn geweest; dat principieel slechts van belang is, dat de ge meente, het oude terrein tegen hoge kosten herstellende, recht zou hebben gehad op vergoeding, en hiervan uitgaande een regeling heeft getroffen, welke beoogde de kosten van het herstel te beperken; dat, ook indien men het standpunt der gemeente niet aanvaardt, bezwaar blijft bestaan tegen de opvatting, vermeld onder b; dat door het wegvallen van het voetbalveld immers een noodsituatie ontstond, waarin moest worden voorzien; dat onder normale omstandigheden te enigertijd een nieuw veld zou zijn gereed gemaakt en ingezaaid; dat het thans spoedshalve nood zakelijk was een ander terrein ten behoeve van de sportbeoefening te bezoden in plaats van in te zaaien; dat de daaraan verbonden extra uitgaven een gevolg zijn van de overstromingsramp; dat het niet valt in te zien, dat hier, in zoverre sprake is van extra-kosten, geen sprake zou 21.4.1959 3

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - diversen | 1953 | | pagina 138