Nr. 18066 1959 mha III.4 sluit heeft doen steunen op de overwegingen, dat tengevolge van de stormvloed op 1 februari 1953 een voetbalveld aan de Lindtsedijk in Zwijndrecht is overspoeld en bij het droogvallen bleek, dat daarop een zandlaag was achtergebleven; dat het veld niet in de vroegere toestand is hersteld, doch opgehoogd is met baggerspecie en bestemd is voor toe komstig industrieterrein; dat de gemeente derhalve geen kosten tot herstel van stormvloedschade ter zake heeft gemaakt, doch het terrein alleen eerder aan zijn bestemming heeft onttrokken dan het geval zou zijn ge weest, indien de stormvloed niet zou zijn opgetreden; dat de schade derhalve uitsluitend bestaat in het gemis van opbrengst tussen het ogen blik, waarop de stormvloed optrad, en dat, waarop onttrekking aan de bestemming als voetbalterrein onder normale omstandigheden zou hebben plaats gehad; dat noch in de Wet Stormvloedschade Publiekrechtelijke Lichamen1noch in de krachtens die wet verschenen Uitvoeringsbeschik kingen een basis voor vergoeding van inkomstenderving als hiervoor bedoeld aanwezig is; dat burgemeester en wethouders van Zwijndrecht zich bij schrijven van 9 september 1956 no. 1158, tot het Bureau Financiering Weder opbouw van het Departement van Financiën gewend hebben met het verzoek alsnog de kosten ad 19.904,61 voor een bijdrage ingevolge de Wet Financiering Stormvloedschade Publiekrechtelijke Lichamen in aanmerking te nemen, daarbij aanvoerende, dat het gevolg van de ontijdige onttrekking van het terrein aan zijn bestemming is geweest, dat de be trokken voetbalvereniging geen velden meer tot haar beschikking had; dat, om deze voetbalvereniging zo spoedig mogelijk aan een nieuw terrein te helpen, besloten is van een complex velden in de lus van de Koninginne wegRijksweg één veld met graszoden te beleggen in plaats van de ge bruikelijke methode van inzaaien te volgen; dat hieruit voor de gemeente extra kosten zijn voortgevloeid, die door de Naamloze Vennootschap „Grontmij" op 19.904,61 zijn berekend; dat het hoofd van Bureau Financiering Wederopbouw naar aanleiding van evengenoemd schrijven van burgemeester en wethouders van Zwijn drecht bij brief van 2 november 1955 het gemeentebestuur verwezen heeft naar de bovengenoemde beschikking van Onze Minister van Financiën van 13 juli 1955; dat de raad der gemeente Zwijndrecht, zich hiermede niet kunnende verenigen, in beroep aanvoert, dat tegen het besluit van 13 juli 1955 geen beroep is ingesteld, uitsluitend omdat toegezegd was, dat de zaak op- Bedoeld zal zijn: 1955. Zie II-I.4, nr. 11266/1953. 2 21.4.195!)

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - diversen | 1953 | | pagina 137