Hansweert, 2 februari 1953
lieve vrouw en San en Nellie,
Eindelijk kan ik eens een brief schrijven, al is het dan
een treurige. Ik ben gelukkig nog ongedeerd, maar het is hier
al ellende wat je ziet. Zondagmorgen om 3 uur kwam Spanjaard
roepen dat wij allen naar de sluis moesten komen omdat het ge
vaarlijk hoog water was. Ik ben toen vlug gegaan; ik kwam in
de werkplaats en daar was niemand; toen belde mjjiheer dat ik
de auto maar moest klaarzetten, en toen zag ik dat het water
over de dijk bij Scheurkogel stroomde en ook over de hoge sluis
deuren. Toen wist ik genoeg: ik vloog naar de garage, zette
de auto op de dijk; toen begon de klok te luiden en ik in de
looppas naar huis; ik kwam het water al tegen bij Heinsdijk,
vloog met natte voeten in huis, al roepende:"Overstroming!
Wordt wakker mensen". Toen vloog ik in huis, rukte het kleed
enz. van de vloer en gooide het op zolder, ook de stoelen uit
de voorkamer met de kleine crapeaux. Toen stroomde het water
snel het huis binnen. Ik bracht zoveel mogelijk alle kleren
naar de zolder, doch spoedig stond het water tot aan mijn mid
del, toen begon alles te drijven in de keuken en ging het licht
uit. Ik kon de zaklantaarn niet vinden, en al tastende viel
ik languit, kopje onder in het water. Toen moest ik al zoeken
de trachten de zolderdeur te vinden, wat mij na enige moeite
gelukte. Toen begon ik gauw de kleren enz. op de vliering te
gooien. Ik had bij het licht van een lucifer de olielamp ge
vonden en had toen goed licht. Toen ik die stoelen en kleren
op de vliering had, kwam het water op zolder. Toen heb ik een
leeg benzineblik, dat ik had meegebracht, en een eind touw en
een zware hamer meegenomen; de hamer om als het nodig was de
planken in de nok van het huis kapot te slaan en zo op het
dak te kunnen komen, de benzinebus om op te drijven, en het
touw om mij - mocht het nodig zijn - aan de schoorsteen vast
te binden.
Het water kwam tot ca. 100 cm op de zolder. Eerst heb ik
mijzelf op de vliering verschoond en toen ben ik op de trap
voor het dekraam gaan kijken. Een ijselijk hulpgeroep uit Ma-
riaoord en uit de huiden vervulde de lucht. Ik had een ketel
water, brood en boter meegenomen naar de zolder, want ik wist
niet hoelang ik daar zou moeten blijven. Toen het water niet
meet hoger kwam, heb ik voor het zolderraam de schippers, die
met hun boten kwamerde weg naar oude mensen en kinderen ge
wezen. "Neem die maat eerst",zei ik,"ik heb geen haast".
Toen ben ik om halftien in een boot gestapt door het zol
derraam van Ko, dat ik vastspijkerde, zoals ik ook de andere
reeds gedaan had. Ik ging naar de sluis, en moest direct aan
het werk om aanhangbootmotoren aan te slaan, die anderen niet
aan konden slaan. Tussendoor probeerde ik met een boot naar
huis te gaan om de radio en zo te halen, maar dat kon niet,
mensenlevens gaan voor. En het is er hier verschrikkelnijk
naar toegegaan. Toen ze de oude man en vrouw De Munck bij
Bruinzeel wilden redden, zakte het huisje in; ze zijn nog ver
mist; we weten nod niet hoeveel doden er zijn, want er zijn
veel vermisten die later weer opduiken.
Janse de melkboer hebben zijn dochters, die naar de dijk
waren gevluent, voor het laatst op het dak zien zitten en
sindsdien vermist. Vroegop, de chauffeur van Leendertse, is
ook verdronken en veel anderen. Gisteren heb ik de radio en
uw mutsen door het dakraam uit het huis gehaald, en vandaag
het vloerkleed, kleine kleedjes, de lamp van opoe, mijn verre
kijker, de stofzuiger, het strijkijzer en de bureaulamp van