Nog grotere ramp voorkomen I IgAgHM De ramp in cijfers g. gggjjj Het is zaterdagavond 31 januari 1953. „Een gebied met zeer zware noordwesterstorm, dat twaalf uur geleden bij de oostkust van Schotland lag, heeft zich naar het zuiden van de Noordzee verplaatst. Een uitgebreid stormgebied bedekt het westen en midden van de Noordzee. De storm is op onze kust gericht en kan daardoor het water tot hij zonder grote hoogte opstuwen." Zo ongeveer moet het weerbericht geluid hebben dat in de laatste uitzending van de Radionieuwsdienst van die dag om vijf minuten voor twaalf werd uitgezonden. TV was er toen nog niet. Ruim vier uur later staan grote delen van het onder de zeewaterspiegel liggende zuid westelijke deel van Nederland onder water. De peilschalen geven aan dat het water zeker zeventig centimeter hoger is gekomen dan ooit in de aan stormrampen toch niet arme geschiedenis van ons land. Langs de kust van Voorne bereikt de stormvloed een hoogte van 3.85 meter boven N.A.P. De combinatie zware storm en springvloed mèt de duur van de storm, zorgt ervoor dat de dijken bezwijken. De zware storm van 31 januari op 1 februari was niet de zwaarste uit de geschiedenis, wel de storm die het langste duurde: 23 uur. Sinds 1899 had geen storm langer geduurd dan 12 uur. Vrijwel alle dijken in het gebied waren aangepast aan de tot dan toe bekende hoogste waterstand, die één keer was voorgekomen namelijk in 1916. Daar waar de dijken het zwaarst aangevallen zouden kunnen wor den, waren ze in verband met te verwachten grote golfoploop aan zienlijk hoger gemaakt. Dijken in de luwte waren wat lager gehou den. Bezweken Tijdens de rampnacht bleken door de catastrophale waterhoogte de dijken te laag. Het water sloeg over de kruin en vrijwel overal kwamen dijkdoorbraken voor. In totaal zo'n vijfhonderd maal be zweek 'n dijk in Z-W. Nederland. Dat het kwaad aanzienlijk erger werd, dan de waterstaatdeskun digen ooit hadden vermoed, houdt verband met de omstandigheid dat niet alleen het water zo veel hoger kwam, maar dat het zo lang zo hoog bleef. Bij alle storm vloeden uit het verleden, liep het water nadat het de hoogste stand had bereikt, snel terug. In de nacht van de 1 februari bleef het water urenlang op hoogte. De dijken waren er op gebouwd om wat wateroverloop te ver dragen. Maar tegen overslag dat zo lang duurt bleken ze niet be stand te zijn. De grote omvang van de ramp moet hieraan te wijten zijn. Doorbraken ontstonden vanuit de landzijde naar buiten. Het water slaat of loopt over de kruin, tast eerst het binnenbeloop en daarna de kruin aan. Het dijklichaam kalft af en binnen de kortste keren ontstaat een doorbraak. De ramp had overigens nog groter kunnen zijn. De stormvloed viel weliswaar samen met springvloed, maar niet tijdens de kortste af stand van de maan tot de aarde. Was dit wel zo geweest dan was de springvloed nog hoger geweest door de grotere aantrekkings kracht van de maan. Bovendien waren de afvoeren van Rijn en Maas betrekkelijk. Hadden deze omstandigheden nog tegen ge werkt dan had dit nog veel gro tere overstromingen veroor zaakt. Wat er op Voorne-Putten gebeurde Het westelijk deel van Voorne heeft nagenoeg niet van de over stroming te lijden gehad. In Hellevoetsluis verdronken vijf bejaarden, die verrast worden door het water. Aan de uiterste westrand van Voorne streden duizenden vrij willigers om het behoud van de afsluitdam van de Brielse Maas bij Oostvoorne die op veel plaat sen op doorbreken stond. De ba saltglooiing was over bijna een halve kilometer weggeslagen, het dijklichaam aangevreten. Van alle kanten werd hulp gevraagd. Die kwam. Tientallen vrachtwagens brachten zandzakken naar de be dreigde punten. Op het nippertje en met de inspanning van deze honderden vrijwilligers bleef de dam behouden waardoor Voorne en Putten voor een nog grotere ramp werden behoed. Putten De ten oosten van het Kanaal door Voorne gelegen Voornse polders, de meeste Bernisse polders en een groot deel van Putten liepen wel onder water. Ten westen van de boezem. De Bernisse stond alles blank. Ten oosten van de Ber nisse liep ongeveer een derde deel van het gebied onder. In totaal stond 5720 ha blank. Op Voorne-Putten en Rozenburg verdronken in totaal 28 bewoners. Van de veestapel verdrinken 1600 koeien, 550 varkens, 150 schapen, 25 paarden en ontelbare kippen. De schade bedraagt 21 miljoen gulden. Toch is het eiland voor een nog grotere ramp gespaard gebleven, doordat duizenden vrijwilligers dagen en nachten achter elkaar bezig zijn geweest om een nood- kade van zandzakken aan te leg gen over de hele lengte van de oostelijke dijk van het kanaal door Voorne, om verder opdringen van het water naar het westen te voorkomen. 250.000 zandzakken waren nodig om het ergste gevaar te keren. Bovendien werd op de westelijke kanaaldijk door de Genie een opkisting gemaakt. In de nacht van woensdag 4 op donderdag 5 februari zou de toe stand kritiek worden. Nadat via een radio-oproep grote groepen vrijwilligers, vrachtwagens en tractoren waren aangekomen, bleek het onmogelijk de weg nog langer te gebruiken, omdat de kade door de trillingen begon te schuiven. Via schepen kon toen het voor de zandzakken zo nood zakelijke zand aangevoerd wor den. Donderdagmiddag om drie uur bleek het gevaar geweken. Droog Met het behoud van de afsluitdam in de Brielse Maas, en de ooste lijke dijk van het kanaal, blijft ook het overgrote deel van Voor ne droog. Aan de zuidzijde van het eiland bezwijkt de hoofdwaterkering op negen plaatsen. In de Ouden- hoornsezeedijk die met de Zuid- landsezeedijk, die de polders moet beschermen tegen het wa ter van het nog niet afgesloten Aantal slachtoffers: 1835, waarvan 600 bene den de 20 jaar Vernielde woningen: ruim 2600 Schade aan dijken: 325 min Gederfde produktie: 200 min Schade aan woningen en ge bouwen: 157 min Schade aan huisraad: 121 min Schade aan bedrijven boer derijen: e.d. 302 min Verdronken vee: 200.000 stuks Bijna 75.000 mensen moesten worden geëvacueerd. Van hen konden één jaar na de ramp 5000 nog niet naar huis terug. De hulp aan de getroffen gebieden, die de eerste da gen een spontaan en ge ïmproviseerd karakter droeg, groeide uit tot een nationale actie: „Beurzen open, dijken dicht". Het onmiddellijk na de ramp opgerichtte Ram penfonds ontving in totaal 137 miljoen gulden (voor die tijd een astronomisch be drag), waarvan bijna 40 mil joen aan geld en goederen uit het buitenland kwam. Haringvliet, onstaat een stroom- gat van zeventig meter breedte en een diepte van meer dan vijf meter beneden N.A.P. Tien miljoen kubieke meter water stroomt hier bij elk getij in en uit, waarbij stroomsnelheden van meer dan 3,5 meter per seconde worden gemeten. Het stroomgat kon op 28 februari gesloten worden. Twee aan elkaar gekoppelde scheepjes met een ge laste stalen opbouw werden toen in het gat tot zinken gebracht. De polder Oudenhoorn was toen van het buitenwater afgesloten zodat met droogmalen kon worden be gonnen. Weer een maand later was de polder droog. De polder Zuidland wordt het zwaarst getroffen. Er verdrinken 21 mensen. Het water komt na de doorbraak van de Zeedijk zo snel dat bij voorbeeld de stallen niet meer leeggehaald kunnen wor den. Er verdrinken 1325 koeien. Zestienhonderd bewoners worden uit hun huizen gered. De weg ZuidlandSimonshaven wordt met zandzakken versterkt. In de namiddag stijgt het water (vloed) weer. Dan bezwijkt ook deze binnendijk. Het water stroomt richting Spijkenisse, He kelingen en Geervliet. Honderden mensen zien kans een groot gat in de binnendijk Biert- sedijk-Molendijk bij Simonshaven met zandzakken te dichten. Spij kenisse blijft daardoor voor een ramp bespaard. Als de Haasdijk en de Oude waaldijk bij Abbenbroek bezwij ken moet om het dorp te be schermen, de Oudenlandse dijk behouden blijven. Militairen ko men te hulp. Het mag niet baten. Maandag loopt ook Abbenbroek onder water. Evacuatie is nood zakelijk. Bij een van de reddin gen stapt iemand naast de boot en verdrinkt. Roozenburg, toen nog zonder in dustrie, komt voor de helft onder water te staan.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - diversen | 1953 | | pagina 177