EN TOEN KWAM HET WATER Zuidland 1 februari 1953. „Het zal ongeveer vijf uur in reiken. Wij renden uit ons huis. de morgen geweest zijn dat ik hem voor het laatst zag. we de voordeur °p Ik stond op de stoep voor onze winkel in Zuidland. Het jn een schuur naast onze winkel was vrijwel volslagen duister. Boven het geraas van de stond een bestelauto. Omdat ik de zware storm klonk zo nu en dan flarden klokgelui", zo enige was die op het ogenblik de auto kon besturen, deed ik wat beginnen de herinneringen van een toen dertienjarige aan verwacht werd de rampzalige zondagochtend van de eerste februari 1953. ik denk dat ik een van de laatsten Vijf jaar geleden schreef hij ze op voor het dagblad Trouw. was die d°°r de straat reed. op Uit zijn verhaal, dat hier voor een deel is geciteerd, komt On duidelijk over hoe het was. in het water. Er zaten drie men sen in het kleine bestelwagentje en er stonden vier kisten eieren de storm overstemde. Er waren in. er die verlamden van schrik toen Terwijl ik de weg naar de kom zij in de duisternis een meer dan van het dorp inreed, liep het één meter hoge golf water zagen water over de vloer van de caros- oplichten, die het land overspoel- serie. In de verte stond een auto de. De zeedijk was doorgebroken, stil in het water, die van de dok- Zij die konden haastten zich te- ter. Hij stond er zelf naast, tot rug de huizen in. Anderen ver- z'n heupen in het water. De dok- Een schim die uit de duisternis borgen zich in willekeurige huizen ter trachtte me iets toe te en schuren. schreeuwen, maar was door de storm onhoorbaar. Hij gebaarde VERRAST heftig dat ik terug moest. Ik reed achteruit. Alles was gaan drijven. Een vrouw werd door het water moest een spekton ontwijken, meegespoeld en verdronk. Twee koeien die door vluchtende men- bejaarde zusters werden in hun sen de steek waren gelaten ver huisje buiten het dorp door het sperden de weg. abrupt stijgende water verrast en De klok klepte niet meer, het was stil in de straat en het leek of de „Ik drukte me stijf tegen de muur. Regelmatig vielen dakpannen in het midden van de straat aan stukken. Boven me hoorde ik het striemende geluid van de electri- citeits- en telefoonkabels die bij elke stormvlaag dreigden te knap pen. Plotseling zag ik hem komen. oprees. Kaarsrecht en streng liep hij onbevreesd in hoge laarzen door het midden van de straat. De wethouder. Een man van ge zag. Hij had haast. Zo nu en dan hield hij een ogenblik stil om de mensen te vertellen hoe het er voor stond. Drie polders bij de rivier waren ondergelopen. Bij het verlaat was de situatie kritiek en de zeedijk stond onder zware druk. Ik heb hem nooit meer gezien. Met zijn vrouw en zes kinderen is hij een half uur later in een gat van de dijk gelopen en ver dronken. Misschien was het kwart over vijf toen hij thuiskwam. Hij stuurde een oudere zoon met een van de kleinsten, vooruit. Zij bereikten de molen en waren veilig. De wethouder volgde met zeven anderen. Het water liep toen ook over de binnendijk. De oudere zoon en het jongste kind hadden misschien één of twee minuten voorsprong. In die heel korte tijd, moet het over de dijk stromende water de grond hebben afgekalfd en een gat hebben geslagen in de weg. De wethouder, z'n vrouw en zes kinderen kwamen daarin terecht en de woeste kracht van het water sleurde hen mee. Ze verdronken. Een paar dagen later werd de wethouder gevonden. Zijn hor loge was stil blijven staan op half zes. Eén dochter overleefde het. Een paar minuten later liep de buurman van de wethouder met z'n vrouw en zoontje in het gat. Toen waren er al elf doden. De buurman had een kwartier eerder nog zijn beide dochtertjes bij de molen in veiligheid gebracht. In de polder had de verlichting het allang begeven. Hier en daar repten mensen zich naar de kom van het dorp per paard en wagen. In witte kussenslopen hielden ze het weinige bezit, dat ze snel bij een hadden kunnen graaien. Terwijl overal mensen vluchtten, was daar opeens een krachtig rui send geluid dat het bulderen van Uitgave: Brielse Dijkring Tekst en layout afdeling Voorlichting Unie van Waterschappen Druk NBC kwamen om. In een andere polder van het dorp werd een houten woning door de vloedgolf opgetild. Man, vrouw en twee kinderen verdron ken. Het enige wat later van de storm luwde. Om ons heen overal water. Toen schoot me te binnen dat een andere weg naar het dorp hoger moest liggen. Het zal denk ik wel te maken hebben gehad tjmet een wonder, dat ik tenslotte woning teruggevonden werd wa- het dorp bereikte. ren een paar planken. Ik was dertien toen het water kwam. Het was vreselijk. Nat en ver kleumd stonden groten en kin deren verdwaasd voor zich uit te De torenklok bleef kleppen en staren. Er waren er die huilden, later begonnen de sirenes angstig Een man was vierhonderd meter te loeien. Mensen van buiten het meegespoeld met de vloedgolf. Hij dorp liepen door onze straat naar vertelde hoe hij een ander had het dorp. Besluiteloos liep ik ons zien verdrinken. Niemand wist huis weer binnen. Uit de kelder wie het was. Anderen hadden haalden we dozen margarine en boerderijen tot bouwvallen zien brachten die op zolder. Toen in- ineenstorten. Er werden mensen eens viel het licht uit, de sirenes vermist. Koeien, varkens en kip- zwegen en alleen de torenklok liet pen die door boeren waren mee- zich in de volslagen duisternis gebracht, liepen in de kom van horen. Verwarde stemmen op het dorp rond. Er was thee en straat. Iedereen die nog vluchten koffie in de café's. Het dorpshuis kon, trachtte de dorpskom te be- werd ingericht voor moeders met kleine kinderen. De koeien be gonnen luidruchtig te loeien want het was melkenstijd. De boeren hurkten eronder en trokken ze leeg. De melk werd verdeeld onder de mensen, die moe en hongerig rondliepen. Van de vier bakkers was er één droog geble ven. Hij kreeg hulp van z'n ge vluchte collega's en de hele zon dag werd gebakken. Wie trek had kon brood halen en niemand hoefde te betalen. Elk huis aan de dorpskom dat vrij was geble ven van het water, herbergde spoedig tientallen vluchtelingen. Wat uren later liep ik over de droog gebleven Molendijk en over de dijk naar het RTM-perron. OPGEZWOLLEN Toen al waren tientallen koeien met vreemd opgezwollen buiken tegen de dijk gespoeld. In de verte zag je hoe andere dieren, die op meestvaalten redding hadden ge zocht, tenslotte verdronken omdat de mestvaalt ging drijven en lang zaam afkalfde. Bij het licht van de morgen zag je hoe in de verte mensen met witte lakens uit ra men zwaaiden. Het zou nog uren duren voordat er boten beschik baar waren om hen te redden. Het zijn beelden die niet zijn ver vaagd. Ik weet niet zo veel over het vervolg, de redding het her stel. We zijn zondagmiddag naar Rotterdam gereden naar een eva cuatieadres. Toen ik drie maanden later te rugkeerde naar het dorp, om daar mee te helpen de blubber op te ruimen, bezorgde iets me rillin gen van angst. Met een roeiboot voer ik over de watering om mis schien nog iets te vinden van wat verloren was gegaan. Op een stuk boomgaard dacht ik een grote aangeklede pop te zien. Ik liep er heen. Het was geen pop. Het was het lijkje van de jongste dochter van de wethouder. Even later luidde de klok opnieuw. Het dorp wist dat nu ook het laatste slacht offer van de ramp gevonden was.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - diversen | 1953 | | pagina 176