het onderhoud daarvan. In Zeeland is dit geen nieuws, er zijn immers tal van -waterschappen, welke het gebouwd eigendom aanslaan. In verschillende andere provincies evenzo. Ook in Zuid-Holland. Tussen Hoek van Holland en Scheveningen ligt als belangrijk object de duinenrij, welke als waterkering altijd veel geld heeft gekost door de reeks paalhoofden, die daarvoor in zee zijn aan gebracht. Ongeveer 30 jaar geleden is men daarom be gonnen ook het gebouwd te belasten in het waterschap Delfland. Het gevolg hiervan is o.a. viel Den Haag met zijn uitbreidingen in dit gebied dat meer dan de helft van het gehele budget van Delfland wordt opge bracht door het gebouwd eigendom. Rijnland heeft ook sinds enkele jaren de heffing op het gebouwd, hoewel hieruit ook andere kosten dan de waterkering worden bestreden. Uit het feit, dat men het gebouwd eigendom ging be lasten, vloeit voort, dat men de bezitters daarvan een zekere vertegenwoordiging in het bestuur van het water schap moest geven. In Zeeland heeft men het zo gevonden, dat men aan de aangeslagenen voor de gebouwde eigen dommen stemrecht voor het waterschapsbestuur of stem recht in de ingelandenvergadering heeft toegekend. In Zuid-Holland heeft men een andere, ik geef toe, enigs zins vreemde methode gevonden om tot deze belangen vertegenwoordiging te komen. Men heeft aan de colleges van B. en W., in wier gemeenten de gebouwde eigen dommen werden belast, opdracht gegeven, om hoofd ingelanden van de waterschappen te benoemen. Want men heeft er tegen opgezien om de eigenaren van het gebouwd in de grote steden Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Leiden e.d. er in te betrekken, omdat de meerderheid van die bevolking toch eigenlijk geen be grip heeft van de taak van een waterschap. Deze toch heeft in hoofdzaak slechts oog voor de grootte van de aanslag, zonder te weten waarvoor dit besteed wordt, en om moeilijkheden van verkiezingen voor het water schap te voorkomen, heeft men dus bovenstaande wijze van vertegenwoordiging uitgedacht. Hieraan is het be zwaar verbonden, dat niet de belastingplichtigen zelf hun vertegenwoordiger kunnen kiezen, doch m.i. het voordeel, dat een gehele gemeenschap medezeggenschap krijgt in het beheer en onderhoud van de dijken, zij het dan indirect. Ook is het billijk, dat op deze wijze de ge meentebesturen een plaats in het waterschapsbestuur wordt gegeven. Volgens de ervaring heeft de aanvulling van de colleges van hoofdingelanden door vertegenwoor digers van het gebouwd eigendom, aangewezen door B. en W. een gunstige werking. In enkele Zuid-Hollandse waterschappen, belast met dijksbeheer, worden de hoofd ingelanden voor het ongebouwd aangewezen door de polderbesturen, die voor het gebouwd door de gemeenten. Ik wil nu enkele opmerkingen maken over Zeeland, zonder daarbij op te treden als schoolmeester of om iemand in gebreke te stellen. Doch ik kan toch zonder over drijving vaststellen, dat het dijksbeheer in Zeeland erg versnipperd is. Enige jaren voor de oorlog zijn de boeken verschenen van de heer Mansholt over de waterschapslasten in elke provincie. In dat over Zeeland is te vinden, dat het dijks beheer over een lengte van ongeveer 500 km in handen is van 120 verschillende waterschappen, dus gemiddeld 4 km per polder. Wanneer men bedenkt, dat er waterschappen zijn, die veel meer km in beheer hebben, alleen Walche ren heeft 43 km, Schouwen iets minder, andere grote waterschappen ook vele km, dan moeten er waterschap pen onder zijn, welke slechts enige of nog geen km, hebben te onderhouden. In alle bescheidenheid, deze versnippering vind ik een ongewenste toestand. En er is daarom wel enige aanleiding, hier door concentratie ver betering in te brengen. Niet dat op deze aansporing mij nerzijds gewacht is, want reeds lange tijd is dit een onderwerp van voortdurende zorg voor het provinciaal bestuur. Ook onder de waterschapsbesturen zelf is er een streven naar samenvoeging en aandrang daartoe. Doch ik begrijp, dat de moeilijkheden in Zeeland niet eenvou dig zijn in verband met de aanwezigheid van calamiteuze polders. Ik kan mij indenken, dat men bevreesd is ten gevolge van concentratie subsidies van de provincie en van het rijk te verliezen. Zoals men weet, bedraagt de bijdrage sinds 1948 V» voor de provincie en 4/6 voor het rijk, voordien resp. ||3 en 3/s gedeelte van de kosten boven het maximum, wat de polders zelf hebben op te brengen. Deze verhoging van de rijksbijdrage is van tijdelijke aard, doch tegenwoordig kan tijdelijkheid wel eens lang voort duren. Afgezien dus van de moeilijkheden in verband met de plaatselijke tegenwerking van de belanghebben den, kennen wij de belemmeringen in Zuid-Holland niet wat de calamiteuze waterschappen betreft, doch er moet m.i. ook in dit opzicht een oplossing te vinden zijn, wel licht door een subsidie op breder basis om toch tot con centratie te komen. Van de details van het dijksbeheer in Zeeland ben ik echter niet op de hoogte en daarom laat ik de problemen dienaangaande liever over aan de beter geïnformeerde leden van het provinciaal bestuur en met vertrouwen. Hoe moet men nu de centralisatie tot stand brengen Moet men alleen het dijksbeheer concentreren of moet men de waterschappen, welke daarbij betrokken zijn, ge heel samenvoegen, zodat ook de waterlozing en het weg- beheer in handen van één gemeenschap komt Ik wil gaarne vooropstellen, dat men in het laatste geval ook een centralisatie van de administratie en van de techni sche dienst krijgt, doch ik betwijfel of een gehele samen voeging wel altijd aan te bevelen is. In sommige gevallen kan concentratie van belangen bij de bemaling en water lozing wenselijk zijn. Ik heb zelf meegewerkt tot een concentratie op het eiland Flakkee, welke meebrengt, dat acht polders tot één waterschap zijn samen gevoegd, uitsluitend uit hoofde van de bemaling en de waterlozing. Het dijksbeheer is immers bij de dijkring Flakkee. En ik wil dus volmondig erkennen, dat een dergelijke concen tratie nuttig en nodig kan zijn. Maar is het niet zo, dat de gebieden, welke concentratie van de bemalingsbelangen behoeven, steeds samenvallen met gebieden, die aanleiding kunnen geven tot concentratie van het dijksbeheer. Of omgekeerd, zoals op de Hoeksewaard, waar hetdijksbe-

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - diversen | 1953 | | pagina 6