36
De dijkgaten en de overstroomde gebieden
in Noord-Brabant omstreeks Maart 1953.
Waar hieronder sprake is van drooggevallen gebieden, worde
bedoeld, dat het water niet meer op het land staat. Daarmede
is nog niet het voor de landbouw nodige polderpeil bereikt.
Zeer vele poldersloten zijn min of meer dichtgespoeld, zodat
de waterafvoer langs deze sloten nog gebrekkig is. Het in
orde brengen van deze poldersloten is nog een omvangrijk
werk. Eerst daarna kan het peil in de poldersloten op 0,50 a
1.00 m beneden de terreinshoogte worden gehouden, en kan
de voor de landbouwcultuur nodige ontwatering worden
verkregen.
Omstreeks half Maart waren bijna alle gaten in de buiten
dijken met een noodkering gedicht.
Een uitzondering hierop vormen de volgende gaten.
Op 13 Maart was voorlopig gedicht het grote gat in de dijk
van de Vijdtpolder. Omstreeks 17 Maart was gedicht het gat
in de Heerenpolder, deze dichting is niet bestand gebleken.
Het gat in de dijk van de Eendrachtspolder was half Maart
met zinkstukken opgezonken; verwacht wordt, dat de voor
lopige dichting omstreeks eind Maart zal zijn tot stand
gebracht.
Ten slotte is er nog een moeilijk te dichten gat in de langs
het Volkerak gelegen dijk van de Sabina Henricapolder.
Dit gat heeft een lengte van 400 m; over een lengte van
50 m was de diepte 4,50 m, waardoor een sterke getijstroom
schuurt. Enige pogingen om te dichten zijn mislukt. Langs de
ondiepere vakken, lengte 350 m, is op het schor een kade
gemaakt, die de waterbeweging over deze 350 m lengte
belemmert. In het diepere 50 m lange schuurgat is op 13 Maart
een zinkstuk van 1 m dikte aangebracht, waardoor verdere
uitschuring zal zijn opgehouden, en de diepte van het gat
thans 3,50 m zal zijn.
Verwacht wordt, dat het gat voor het eincle van Maart
provisorisch zal zijn gedicht.