24 Uit dit afgesloten gebied is van 14 Februari af water geloosd door de zogenaamde Nieuwlandse sluis te Lage Zwaluwe en de eveneens op 14 Februari in werking gestelde electrische gemalen van de Groote Zonzeelsche polder (200 m3 per mi nuut) en de Binnenpolder van Terheijden en Zwaluwe (100 m'Vmin.Tevens werden in de Noordelijke Markdijk tussen Nieuw Veer en Terheijden 5 overlaten gemaakt waardoor water kon afvloeien naar de Mark. Deze coupures doen sinds 5 Maart geen dienst meer en zijn of worden gedicht. Nadat op 26 Februari de rijksweg tussen Terheijden en Withuis en de provinciale weg van Withuis naar Heikant waren drooggevallen kwam de Binnenpolder van Terheijden en Zwaluwe weer op zich zelf te staan. Om de watervrijmaking van deze polder te bespoedigen is een duiker gelegd in de Heikantse dijk waardoor een verbinding tot stand kwam met de Emiliapolder en een gemaal van deze polder kon worden ingeschakeld. Voorts zijn nabij het gemaal te Terheijden 4 electrisch ge dreven Italiaanse schroefpompen met een totale capaciteit van 150 m3/min. geplaatst; deze pompen begonnen omstreeks 9 Maart te werken. Ter bevordering van de lozing van de Zonzeelsche polder is een duiker wijd 1 m gelegd in de Horenhilsedijk, ter plaatse waar de bebouwing van Lage Zwaluwe begint, waardoor water uit Zonzeel wordt gevoerd naar de Gaetse watering., welke door middel van een sluis natuurlijk loost op de Lage Zwaluwse Haven. Voorts is op de Markdijk tegenover ,,de Laak" een nood- gemaal a 100 mV'min. Worthingtonpomp met diesselmotor van 150 p.k.) geplaatst dat 9 Maart begon te werken. Voor het watervrij maken van ,,de Noord" kon gebruikt worden het intact gebleven vijzelgemaaltje 30 m3/min.) en de langsgelegen inzetsluis. Na het droogvallen van dit 200 ha grote gebied worden de in de rijksweg en de spoorbaan gelegen duikers in de Noord weer geopend, zodat ook het vijzelgemaaltje is ingeschakeld voor de droogzetting van de Zonzeelsche polder oostelijk van de spoorbaan. Zodra in de

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - diversen | 1953 | | pagina 26