12 dijken van de Koningsoordpolder, de Mariapolder en de Oude Prinslandse polder, moet het toegeschreven worden, dat de stormramp hier is beperkt gebleven tot de smalle buitenste polders en de Annapolder. In de Drie Broederspolderdijk (75 ha) sloegen 5 gaten, 50, 200, 30 en 30 m lengte. In de Drie Vriendenpolderdijk (205 ha) sloegen 2 gaten van 40 en 35 m lengte. De dijk van de Kooi- en Carolinapolder (55 ha) werd beschadigd. In de dijk van de Kleine Carolinapolder (20 ha) vielen twee gaten van 120 en 50 meter. In de dijk van de Annapolder vielen twee gaten van 25 en 35 m lengte, waardoor deze achtergelegen polder, groot 345 ha, overstroomde. Ook braken de dwarsdijken van de Drie Vriendenpolder door. Door dichtzetten van de duiker van de Mariapolder werd instromen voorkomen. Op 6 Maart werd voltooid het dichten van de gaten in de binnendijk. Voor de gaten van de buitendijken zijn kaden van met klei gevulde zandzakken aangebracht, met de kruin op ongeveer 3 m N.A.P. Met het dichten van deze gaten, opgedragen aan de Ned. Heidemij. en de Grontmij, is begonnen. De overstroomde polders lozen door drie duikers op het Volkerak. Op 20 Februari waren alle polders droog. De Sabina Henrica polder (660 ha). In de westelijke dijk waren aanvankelijk 7 minder diepe gaten; door de sterke stroomschuring zijn deze gedeeltelijk verenigd; vanaf het zuiden gerekend ontstonden tenslotte: een gat van 220 m (voet van dijk aanwezig) 50 m 250 m 400 m, met een schuurgat, breed op de waterlijn 50 m, waarvan de diepte 4 a 5 m is. In de noordelijke dijk viel een gat van 200 m lengte, waarbij de voet van de dijk aanwezig bleef.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - diversen | 1953 | | pagina 14