De wondere redding van de Boer van "Roosjeshof'. Jaap van den Hoek, 34 jaar, was getrouwd met Philippina Maatje van Leeuwen, 33 jaar, en sinds een jaar zelfstandig boer op de hofstede "Roosjeshof' te Kerkwerve. Zij hadden drie kinderen, Rinus, Matty en Arie. Matty, 4 jaar oud, logeerde die nacht bij haar oma en opa aan de Kloosterweg te Schuddebeurs. Die zondagmorgen 1 februari 1953 stond van den Hoek om 7uur 's morgens op om zijn koeien te melken. Toen de eerste koe gemolken was kwam zijn vrouw naar de stal om hem te zeggen dat ie kelder in hun woning vol water stond. En even later stond het water op de "koeienstoep", dat is het straatje aan de achterzijde van de schuur. Daar het water langzaam steeg zijn ze begonnen om het huisraad veilig te stellen en naar de zolder te brengen. Daarna heeft hij eerst zijn koeien uitgemolken. Het water steeg als maar hoger en daardoor konden zij de boerderij niet meer verlaten omdat de Jan Abrahamsweg, waaraan de boerderij stond, veel lager lag dan het erf om de boerderij. De volgende nacht van zondag op maandag was de zwaarste nacht in hun leven. Het water kwam steeds hoger tot ongeveer twee treden van de zolder af. In die nacht is al zijn vee op stal verdronken. En op zolder was alles donker en rondom de boerderij alles water, 's Maandagsmorgens is van den Hoek begonnen om een gat te maken in de muur tussen het woonhuis en de schuur. Hoe hij dat voor elkaar heeft gekregen weet hij zelf niet meer, maar het is hem gelukt. Het was een eensteens muur. Toen is hij door het gat gekropen en over de balken in de schuin geklauterd om een luik in de kopgevel open te gooien en tevens om naar buiten te kunnen zien en om te laten zien, dat er nog mensen in de schuur en huis waren. Het waren spannende uren op de zolders, zowel in huis als in de schuur. Aan het einde van die maandag morgen kwamen er vliegtuigen over en een van de vliegtuigen gooide dwars door het dak van de schuur, tussen de twee hoogste spanten, een zespersoons rubberboot naar binnen. Door de schok van de val door het dak werd de rubberboot automatische opgeblazen. Die was dus voor het gebruik gereed. De rubberboot was voorzien van een tas, van hetzelfde materiaal als de boot, en de boot bevatte tevens twee korte peddels met aparte verlengstukken. Maar door alle spanningen werden de verlengstukken niet gebruikt. De tekst op de opvouwbare tas met knopen om deze dicht te doen, luidde: "Raft, pneumatic Markt 7, Spec. M-35 Patten Co., ine, cont. No., N 383 S-41490 MFG april 1951 Gross WT'7. Wat nu te doen? Van den Hoek is toen wel een uur bezig geweest om een der grote mendeuren van de schuur open te krijgen. Vanaf de zolder en balken, balanserend boven het water. Hij deed dat met een lange stok, waaraan onderaan een spijker zat. De mendeuren kreeg hij open omdat het inmiddels afgaand water geworden was en het zeewater in de schuin hoger stond dan daar buiten. Toen werd in de schuur de rubberboot in het water gegooid, waarna vrouw en kinderen Rinus, 7 jaar, en Arie, 11 maanden oud, door het gat vanuit het woonhuis naar de schuur kropen en na een tocht over de balken zich daarna met veel moeite in de rubberboot lieten zakken. In 't midden van de rubberboot was in verband met de val door het dak van de schuur een lekje ontstaan. Door het gewicht en de zitplaatsen in de boot zo te verdelen, dat er zo min mogelijk water naar binnen kwam, kon de vaartocht beginnen. Zijn vrouw hield steeds met haar hand het lek in de boot zo goed mogelijk dicht. En dan te weten, bij al deze capriolen, dat niemand van hun kon zwemmen. Eerst konden zij met de boot niet wegkomen van de boerderij omdat er rondom de schuur een draaikolk was ontstaan. Maar Van den Hoek wist de boot via allerlei opstakels aan zijn boerderij naar de buitenste hoek van het woonhuis te trekken en vandaar peddelde hij af en werd door de stroom gegrepen. Nu ging het met de stroom mee in de richting van Zierikzee. Met de korte peddeltjes kon hij weinig uitrichten op de baren der zee, zodat het gevaar bestond, dat hij met zijn boot afdreef naar het gat in de Westliavendijk bij Levensstrijd te Zierikzee. Dat zag Kees den Boer A.zn., die met een roeiboot van zijn vader op de wateren roeide om te proberen mensen of dieren te redden. Hij kwam met zijn roeiboot de rubberboot te hulp en duwde deze met zijn roeiboot naar de Westhavendijk, dicht onder Zierikzee. En toen zij in het wrakhout tegen de dijk landden, waren daar helpende handen, onder andere van de heer R. ten Cate, die ook de hierbij horende foto's heeft genomen. Hij pakte ook de opvouwbare tas uit de roeiboot om die aan de dijk te zetten, waarop mevr. van den Hoek riep: Pas op, want daar ligt een kind (Arie) in. Van daar liepen zij naar de in Zierikzee wonende zwager van van de Hoek, namelijk S. van der Wekken, die op een boerderij aan de Grachtweg woonde en waar zij aan het eind van de middag van 2 februari behouden en wel aankwamen, "Roosjeshof'achterlatend tot een prooi van de golven. Het is een verhaal als zovele andere, maar waar zovele andere mensen verdronken, mochten zij hun leven behouden. J.C.cB.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - diversen | 1953 | | pagina 5