3
van St. Philipslaad de heer de Bruyn om hen naar
Roosendaal te wille brengen, wat ook gebeurd is,
want vandaar zouden z^j per spoor verder gaan naar
Rotterdam, want toen was natuurlijk non niet be
kend, dat dit niet meer kan. net deze mensen terug
in Steenbergen gekomen, zijn er inmiddels 41 WHÊÊÊÊk
in huis. hit is niet te verwonderen, daar de heer
de Bruyn overal bekend is
he gehele dag en ook de volgende dagen hebben
de.Cebr. de Bruyn, ieder met hun wigen wagen, de
gehele dag gereden om zo mogelijk nog wat goederen
van de mensen te redden, doch gezien het drijfhout
dat men zag liggen, was het bijna onbegonnen werk
de huizen te benaderen.
Haar met een sterke wil is er echter veel te
bereiken en zo hebben de mensen getracht"nog iets
te bemachtigen. Vanneer wij echter goed nadenken
staan wij mensen machteloos en de elementen der na
tuur zijn sterker dan mensen. Eigenlijk kunnen wij
dus niets. Steeds staat de mens voor raadselen,
want hoeveel brave mensen hebben hun leven moeten
laten en komt de gedachte bij ons naar voren: wa
ren zij dan minder dan wij?
"Tij weten wel, dat wij niet beter z_jn, maar
dat wij allen de onvolmaaktheden hebben en zou 1t
dus èen les kunnen zijn om iets voor elkaar over
te Rebben.
"ij weten wel, in deze dagen is er intens mee
geleefd, maar wanneer alles weer achter de rug- is,
dan komt helaas weer de mens te voorschijn, met
zijn aangeboren egoïsme.
Toch kunnen wij trachten niet te vergeten,dat
wij gespaard zijn gebleven en dit dus ons iets te
zeg. en heeft, n.l. dat het eerste gebod alleen geen
voldoening kan geven met Vod lief te hebben, maar
ook het 2e gebod, onze naasten lief te hebben, telt
mee. Deze beide geboden zijn onafscheidelijk met
elkander verbonden,
Zet is nu Maanda morgen en ik was om 11 uur in
de voormiddag bij de heren de Bruyn te Steenbergen,
waar ik straks nog even op terugkom.
Om even een goed overzicht te geven moet ik
even teruggaan naar Zondagmorgen 1 Februari.
Ik ga, als naar gewoonte naar de kerk, doch
wanneer ik mijn woning verlaat, zie ik voor mij