51
Het klonk plechtig en dicpontroorend:
Uit diepte van ellende
roep ik mot wond en hart
tot U die heil kan zendon
och hoer aanschouw mijn smart
vil naar mijn smeking horen
merk op mijn jammerklacht
verleen mijn gunstig oren
daar ik mijn druk versmacht.
Deze woorden hebben ons mensen veel, heel
veel te vertellen, vooral aan hen, die in nood
hebben verkeerd.
Dan gaat die roepstem tot de.levende God.
Ja, ik zog, ja, alleen indien wij in nood ver
keren, want zo is een mens nu eenmaal.
Wij mensen vergeten zo gemakkolijlc.
Zeer goed herinner ik mij nog, dat ik ja
ren geledon plotseling door een waar onveder
werd overvallen.
Ik was alleen, het was tegen de avond en
ik bevond mij bij de bekende postbrug (over 't
kanaal Wbmeldinge-IIanswóert)
Op een gegeven moment sloeg het hemelvuur
oven voor mijn vragen.
In mijn gehele leven heb ik mij nog nooit
kleiner gevoeld, dan op dat moment.,
Ilc had maar oen wensn.l. om zo spoedig
mogelijk bij een kennis van mij, Gerrit Luik,
te komen, omdat ik dan uit de eenzaamheid ver
lost zou zijn.
Dan zoeken wij onze naasten om bescherming
te vinden. Op zich zelf is dat niet fout, maar
toch kunnen wij niet vluchten om ons loven te
redden.
Mijn gedachten gaan uit naar het geweldig
aantal slachtoffers dat op 1 Februari door de
verdrinkingsdood omkwam.
Zij hebben zeker geworsteld tot zij niet
meer konden.
Ilogcn zij allen de kracht ontvangen hebben
zich over te geven om te sterven en gesterkt
zijn door die eenmaal gegeven belofte: Hij kan
en wil en zal in nood, zelfs bij het naderen