DOMBURGS BADNIEUWS
m
18
In mijn bakvischjaren was zij, ofschoon ik haar
nauwelijks kende, mijn ideaal door den ontemba-
ren, zegevierenden vrijheidswil, die haar wezen
uitstraalde. Is het verbeelding, indien ik haar als
een jonge menade, de haren met bloemen om
kranst, den zeeweg vanaf het strand naar
Noordwijk-binnen met groote stappen zie afko
men, of heb ik haar inderdaad zoo gezien? Ja, ik
moet haar inderdaad zogezien hebben en mij ver
nederd en beschaamd gevoeld als ik haar en haar
zusters ontmoette, zelf netjes met handschoentjes
aan stappend naast mijn gouvernante met een
hart vol oproerige gevoelens en verzet
tessens van mijn-levensstrijd en toch ben ik abso
luut ongeschikt met mijn behoefte aan menschen
om mij heen om er naar te handelen. Brisons! Ik
houd niet van dat onderwerp'. (Jan. 1903).
Henriëtte Roland Holst-van der Schalk
Betsy was een kameraad, zei Frans Erens in zijn
Vervlogen Jaren.
Eén van de twee engelen die mijn leven aandeden:
Martha van Vloten, schreef Jany Roland Holst
Maatstafsept. 1966) en hij dichtte voor haar:
Klein eeuwig oord, waar in een kring van boomen
het water van de ziel werd waargenomen;
glanzende oase in deze woestenij
waar wij, gedrevenen, konden bekomen.
Martha van Vloten
Martha van Eedenaldus Lodewijk van Deijssel
in zijn Gedenkschriften (uitg. 1962), 'het even
beeld van haar tuin, de verpersoonlijking eener
levensopvatting, groot gebracht naar eene idee
omtrent de menschheid en het leven en zelve het
beeld, de gestalte dier idee geworden. Een warm
gemoed, een kunstenaresse-aard in eene minnares
der natuur, een natuurkind, beminnende landelij
ke wandelingen, veldbloemen, verre horizonnen,
de stille zon in de blauwe lucht, den sterrenhemel
van den nacht.
Martha van Vloten met zoontjes Hans en Pault
Nico van Suchtelen: 'Er zijn menschen van zoo
zuiver wezen dat reeds een kort en oppervlakkig
kontakt met hen een weldadige werking uitoefent
op eigen stemming, denken en misschien wel le
venshouding.... Van hun oprechtheid straalt een
argelooze bekoring uit, waarvan ons, zonder dat
wij 't ons helder bewust zijn, het blijde gevoel bij
blijft in aanraking te zijn geweest met iets moois,
iets goeds, iets beminnelijks; iets dat ons ver-
frischt, sterkt, bemoedingt, troost of verblijdt.
Zulk een wezen nu was voor mij Martha van Vlo
ten den korten tijd dat ik haar op Walden ken
de.... Zij nam niet deel aan het kolonieleven,
maar wel aan het persoonlijk leven der kolo
nisten, die allen van haar hielden om haar vrien
delijkheid, hulpvaardigheid en soms haast moe
derlijke zorg'.
Naar buiten toe bleek niet zoveel van de melan
cholie, die ook Martha's deel was. Zijzelf schreef
erover aan Van Eeden: 'Het feit, dat mijn zorgen
niets zijn vergeleken bij die van millioenen is juist
de groote bron van mijn melancholie; en vooral
dat om allerlei redenen in Kosmos en menschen,
die ellende physiek en moreel moet blijven
bestaan en dat ik zoolang ik leef daar tusschen zal
zitten en nooit vrij en rustig voelen, dat is de quin-
Freder ik van Eeden
Frederik van Eeden schreef na Kitty's verloving
met Albert Verwey aan Willem Kloos: '....ik
respecteerde in haar de fiere, vrije, reine, jonge
vrouw - ik had plezier in haar als in iets moois en
goeds - en ik heb een jammerlijk gevoel van spijt
en minachting, alsof zij zich hopeloos souilleert
en vernedert door zich aan Albert weg te geven.
(4 jan. 1889).
'De meisjes van Vloten' en hun broer Gerlof wa
ren om hun ongedwongenheid en zelfstandig op
treden zeer gezien bij de Tachtigers. Kitty was erg
ondernemend. Of het nu als jong meisje het ma
ken van een voettocht door Finland met een
vriendin, een reis langs musea in Rusland (in haar
eentje!), of het met weinig middelen 'runnen' van
een gezin van negen leden (en talloze bezoekers!),
het geven van Franse les aan haar kinderen, het
bijhouden van Verwey's correspondentie, het in
vrolijke kleuren schilderen van kamertjes gold -
alles deed ze met evenveel enthousiasme en even
weinig (omlijstende) woorden.
Zij was getrouwd met een zeer evenwichtige man.
die net als zij een rotsvast geloof had in 'de heer
lijkheid van het leven'. Het meegekregen gevoel
voor natuurverbondenheid werkte bij haar niet
belemmerend, maar juist stimulerend.
Kitty van Vloten
Daarnaast vond zij nog de tijd haar man te steu
nen ;n zijn werk. Uit respect voor de stimulerende
rol die Kitty van Vloten in het leven en werk van
haar echtgenoot en kinderen heeft gespeeld werd
in 1985 op initiatief van haar zoon Gerlof Verwey
te Haarlem de Kitty van Vloten Stichting opge
richt. Eén van haar doelstellingen is de al eerder
in het literatuuronderwijs gesignaleerde (mogelij
ke) verschraling van het geestesleven tegen te
gaan en wel in het bijzonder via het bevorderen
van het literaire element in de geschiedschrijving.
Voorts stelt de Stichting zich ten doel studie en
publicaties die het belang van Albert Verwey als
geestelijk vertegenwoordiger van een tijdperk
doen uitkomen te bevorderen en een Kitty van
Vloten-prijs toe te kennen voor recente publica
ties op bovengenoemde gebieden.
Zoals Albert Verwey al zijn werk eerst door Kitty
liet lezen voor het verder ging, zo liet Frederik van
Eeden het zijne door Martha lezen - ook na hun
scheiding. De 'meisjes van Vloten' beheersten ve
le moderne talen, onder meer de Scandinavische.
Martha vertaalde uit het Duits, Engels en Deens.
Van haar is bekend, dat zij voor het ontbijt graag
Homerus las.
Betsy van Vloten
Betsy werd als de excentriekste van de drie be
schouwd; ze was zeer impulsief en gek op honden
Uitzonderlijke vrouwen met een (niet alleen voor
die tijd) uitzonderlijke opvoeding. Maar zij had
den dan ook een zeer uitzonderlijke vader.
Johannes van Vloten, theoloog, geschied- en
letterkundige.
'Een hoogst belangrijke figuur, waarvan de waar
de voor onze cultuur eigenlijk nog absoluut niet
vastgesteld is, een baanbreker en wegwijzer in ve
lerlei richting is Johannes van Vloten 1818-1883
Bepaald literair werk liet hij niet na, maar hij had
een gelukkige flair om overal interessante nieuwe
dingen te ontdekken, overal op gebied van ge
schiedenis, litteratuur en wijsbegeerte. Hij ont
plooide daarbij een verbazende werkkracht. Als
Multatuli heeft hij de vrijheidszucht en durf van
het jongere geslacht aangewakkerd.
Sedert '65 had hij in de Levensbode zijn eigen tijd
schrift', schreef prof. dr. J. Prinsen in 1924 in zijn
Geïllustreerde Nederlandsche Letterkunde.
Johannes van Vloten
Van Vlotens kleindochter Mea Verwey promo
veerde in 1928 op hem. Beoogde zij als dissertatie
een biografie, het werd door de overstelpende hoe
veelheid geschriften van Van Vlotens hand die zij
achterhaalde, een bibliografie met inleiding.
Johannes van Vloten was tijdens zijn leven vaak
niet stil te krijgen, dat is misschien een reden voor
het feit dat hij daarna soms werd doodgezwegen.
Voor en na het sterfjaar van Van Vloten drong
Busken Huet bij ten Brink aan op een beschrij
ving van hem; het is er toen niet van gekomen.
Pas nu Spinoza weer een beetje in de algemene be
langstelling is komen te staan, is er ook weer enige
(algemene) aandacht voor Van Vloten.
Hij had Spinoza als vaderlandse held door het
land van zijn geboorte doen aanvaarden en tege
lijk door die wijsgeer van Europese betekenis Ne
derland laten deelhebben aan een internationale
cultuur', schreef Mea Verwey in haar dissertatie.
In Het Spinozisme van Jan van Vloten, (Bzzlletin
121/dec. 1984) sluit Guido van Suchtelen zich daar
bij aan, maar hij voegt er aan toe dat Van Vloten
in zijn ogen een beperkte visie op Spinoza had.
Voor Van Vloten was Spinoza's Deus 'het onein
dig rijke en onuitputtelijke leven('het oorspron
kelijke en zelfstandig, onbegonnen en oneindig
bestaan' of het eeuwig en oneindig oorzakelik
verband aller dingen
Spinoza
Spinoza's devies 'Wijsbegeerte is levensbespiege
ling, geen doods-betrachtingwerd ook dat Van
Vloten.
Hij heeft meer dan 1500 (volgens sommigen zelfs
meer dan 1600) publicaties op zijn naam staan,
onder meer op het gebied van theologie, filosofie,
vaderlandse geschiedenis, kunstgeschiedenis,
taal- en letterkunde, politiek en onderwijs.
Pleitbezorger voor onderwijs voor vrouwen, voor
algemeen kiesrecht, tegen 'bluffende oppervlak
kigheid' en 'pralende onbeduidendheid' - hij uitte
onverbloemd wat hem op het hart lag en dat heeft
hem vele vijanden bezorgd.
Hij werd door Eelco Verwijs omschreven als 'sae-
vus tranquillis in undis', een variant op het 'kalm
temidden van de woelige baren', van Willem van
Oranje. Verwijs' woorden waren niet direct lovend
bedoeld, maar nu terugkijkend naar de tweede
helft van de 19e eeuw zou men hen wel als zodanig
kunnen beschouwen.
Van Vlotens stem klonk luid in gezapig Neder
land.
De Vooys, hoogleraar te Utrecht, wijdde naar aan
leiding van Mea Verweys proefschrift een kritische
beschouwing aan Johannes van Vloten (1928).
Enerzijds meende hij: 'Vrijwel onbekende terrei
nen zijn door zijn speurzin ontdekt: het geestelik
proza van de Middeleeuwen, het zestiende-eeuwse
rederijkers-drama, het kluchtspel, het zeven-
tiende-eeuwse populaire proza o.a. van onze zee
vaarders, de geschiedzangen, de baker- en kinder
rijmen', anderzijds constateerde hij: 'Als weten-
schappelik werker vervalt hij door overhaasting
tot slordigheid
De Vooys slotwoord: 'Wilden wij, naar Van Vlo-
ten's trant, voor dit opstel een karakteristiek epi
theton bedenken, dan zouden wij, met het oog op
zijn zwakke zijde kunnen kiezen: 'een dogmaties
vrijdenker', 'een vasthoudend radicaal', 'een on-
hebbelik humanist', maar de man die wist te strij
den en te lijden voor zijn onwrikbare overtuiging,
die de vrijheid en het vaderland trouw gezworen
had, zouden we het best kunnen noemen met een
naam die hij zelf als erenaam aanvaard zou heb
ben: een negentiende-eeuwse Geus!
Weinig mensen zullen weten dat de woorden 'rij
wiel' (voor 'vélocipède') en 'wielrijder' van Van
Vloten afkomstig zijn. Als hij al bekend is, dan zal
het zijn als de man die in zijn Onkruid onder de
Tarwe - een reactie op Vosmaers vererende brochu
re Een Zaaier van 1874 - tegen Multatuli ageerde.
Ook zal niet algemeen bekend zijn dat Dekker en
Van Vloten aanvankelijk vrienden waren. Toen
Douwes Dekker als assistent-resident was ontsla
gen, trachtte Van Vloten hem werk te bezorgen en
een klein fonds bijeen te brengen ter ondersteu
ning van zijn vrouw en kinderen. Dat laatste bui
ten het bereik van Douwes Dekker ('allerminst een
financieman'), hetgeen deze Van Vloten zeer kwa
lijk heeft genomen.
Van Vloten bleef Douwes Dekker bewonderen als
de grote schrijver van de Max Havelaar; hij laakte
in hem de man die zichzelf als een nog groter mar
telaar op een voetstuk stelde, daar intussen niet
naar leefde en zijn vrouw en kinderen in armzalige
omstandigheden in de steek had gelaten.
Eduard Douwes Dekker
Op Van Vloteniaanse wijze deed hij dat zonder
een blad voor de mond te nemen en dat werd hem
niet in dank afgenomen.
Ook nu nog niet - zo liet Hugo Brandt Corstius
zich enkele jaren geleden (in De Brandende
kwestie) in verband met Douwes Dekker on
gunstig over hem uit. Brandt Corstius nota bene,
die je in sommige opzichten de Van Vloten van de
ze tijd zou kunnen noemen!
Maarten 't Hart uitte zich onlangs anti-
Multatuliaans, hetgeen een criticus (Atte Jongstra
in de Boekenbijlage van Vrij Nederland, 22 nov.
1986) de woorden ontlokte:
één van de meest luisterrijke tirades tegen
Multatuli die ik sinds de stukken van Multatuli-
vijand nr. 1 Johannes van Vloten heb gelezen
'Multatuli-vijand nr. 1is dus niet helemaal cor
rect. (Behalve als jein 'Multatuli' alleen de marte
laar D.D. ziet en niet de hele persoon).
Het Vrije Volk meldde bij de in 1952 in Deventer
gehouden Van Vloten-herdenking: 'Met verschil-
lende geleerden heeft hij het aan de stok gehad,
omdat hij er altijd weer in slaagde verschillende
oude handschriften (Maerlant) eerder uit te geven
dan zijn geleerde confraters'.
Dat gold onder meer ook voor handschriften van
Jacob Revius en Geert Groote.
'....Dit voor-zijn was bij hem geen opzet; een
'streber' was hij niet,aldus Mea Verwey in haar
dissertatie.
'Hij vestigde zelf het eerst de aandacht op een
handschrift, niet eens, maar herhaaldelik, gaf het
pas uit als geen ander in 20 of 30 jaar er kans toe
gezien had en werd er dan nog boos om
aangekeken
Zo was hij ook één van de eersten, die uit de au
thentieke bronnen de juiste betekenis van de
opstand van de Nederlandse gewesten tegen
Spanje en de afzwering van Philips II hebben toe
gelicht. Immers, aldus J. A. Bientjes in Dr. J. van
Vloten herdacht (Den Haag, 1915) - de oorzaak
daarvan was niet alleen dat Philips II zijn onder
zaten wilde beletten hervormd te worden, maar
ook dat hij hen tegenwerkte in 'hun verstandelij
ke en zedelijke ontwikkeling' - dat hij hun be
hoefte aan een eigen geestelijk leven niet erkende,
d&t leidde tot verzet en die ontwikkeling is aan
geen kerkelijke grenzen gebonden.
Albert Verwey zag in Van Vloten een in vele op
zichten verwante geest. Op een aanval op Van
Vloten na diens dood (Spruyt: '....vele stok
paardjes die dr. Van Vloten indertijd zoo verma-