DOMBURGS BADNIEUWS S^e wzw> a /l /z/z De trouwe, jaarlijks terugkerende badgast en - naar we aan nemen - even trouwe lezer van het Badnieuws, weet dat wij ons steeds bekommeren om de toekomst van onze badplaats. Vorig jaar stonden wij in een viertal artikelen stil bij de moge lijkheden van onze gemeente als kuuroord, nadat wij er in het verleden al herhaaldelijk op hebben gewezen dat Domburg er in elk geval de juiste ambiance voor heeft: een grote rijkdom aan natuurschoon en aan mogelijkheden om tot rust te komen. "Ieder, die verloren krachten wenscht te herwinnen, die zijn geschokt zenuwleven verlangt tot rust te bren gen, die wil uitrusten van de vermoeienissen en beslommeringen van een veel bewogen leven, kan er bevrediging vinden van zijne behoeften en zal zich ge lukkig achten, dat de voortdurende opeenvolging van luidruchtige vermaken er niet gevonden wordt. Daar aan niet het minst, durven wij beweren, dankt Dom burg zijn vooruitgang als badplaats J. M. Janssen (DB 3 aug. 1889) De laatste jaren heeft het accent vooral op massa-recreatie gelegen en de algemene conclusie van ons onderzoek was dan ook dat wij op een breekpunt staan, dat er nü moet worden- gekozen voor één richting en dat die richting bepalend is voor Domburgs ontwikkeling. In nr. 12 van het DB jaargang 1985 werden de gedachten van de Domburgse ondernemers als volgt samengevat: een slecht weer-voorziening werd zonder meer wenselijk geacht, in de eerste plaats een zwembad. Daarnaast was kwaliteitsverbete ring van de bestaande voorzieningen nodig en uitbreiding van die voorzieningen in de vorm van een luxe hotel en apparte menten/bungalows. Tenslotte degelijke promotie en aan trekkelijke evenementen - liever een paar goede, jaarlijks terugkerende dan vele 'kermis-achtige'. Prachtige voornemens, grote eenstemmigheid - wat is er nu van uit gekomen? Dhr. L. Wattel, wethouder recreatie en tevens voorzitter van de SBD, riep: 'Het gaat om daden, gepraat is er genoeg'. L. Wattel. In 1984 waren zijn plannen al duidelijk (DB nr. 14, 1984). Gedurende 365 dagen per jaar zal Domburg worden bezocht door toeristen die w illen genieten van de rust, karakteristieke omgeving en de verfrissende invloeden die er zullen uitgaan van al datgene wat Domburg te bieden heeft, de jaargetijden zullen nauwelijks meer van invloed zijn op de belangstelling die er naar het kuuroord Domburg uitgaat. De verblijfsrecreatie zal zich hebben ontwikkeld tot een niveau dat gekenmerkt wordt doorzijn diversiteit van mogelijkheden. Het Badhotel zal weer in zijn oude luister zijn hersteld, de uilstraling ervan zal zich over het gehele kuuroord Domburg doen gelden. Het voormalige hotel De l'Europe trekt weer het toerisme aan van weleer en zal zijn stempel op het geheel als kuuroord blijvend drukken. Zal in de zomermaanden het accent worden gelegd op het bezoek aan de stranden en de zee, de overige maanden zal het dagrecreatiegebeu- ren op het terrein van 't Hof Domburg grote aantrekkingskracht uil- oefenen op de verblijfsrecreatie, het zoutwaterbad met daarnaast een verwarmd jodiumbad en een recreatiebad met z'n vele randvoor- zieningen als whirlpools, sauna 's en fitnesscentrum zal het gezicht van het kuuroord Domburg mede bepalen. Het plaatselijke VVV-kantoor zal zijn uitgegroeid tot een Domburgs Toeristisch Bureau (DTB) dat zijn weerga niet vindt. Dit DTB zal zich verzekerd weten van de steun van geheel onderne mend Domburg en zal het promoten van Domburg in binnen-en bui tenland in z'n geheel voor haar rekening nemen. De plaatselijke overheid komt hier in financiële zin niet meer aan te pas. Het promoten van hel kuuroord Domburg zal geheel door het plaat selijk bedrijfsleven plaats vinden d.m.v. het DTB, er zal per jaar on geveer 150.000,worden besteed aan reclame. De onderlinge concurrentiestrijd (lees haat en nijd) zal geheel zijn verdwenen omdat een ieder overtuigd is van het feit dat wanneer het Domburg goed gaat het iedereen goed gaat. Alle neringdoenden heb ben van hun zaak een jaarexploitatie gemaakt. De oude kern Domburg is weer herkenbaar aan zijn karakteristieke elementen, is weer voor 90% permanent bewoond, de auto is in de kern een schaars waarneembaar artikel geworden en het centrum heeft een zodanige aantrekkingskracht op het publiek dat het geheel een uitermate gezellige, sfeervolle promenade heeft doen ontstaan. Wij gingen de winter in. Na een rustperiode om bij te komen van het toeristenseizoen, werd er weer gepraat. De zgn. 'doel groepen' moesten worden bepaald; voor welk type gast ga je voorzieningen bouwen of verbeteren? Wat is het 'beeld' van het toekomstige Domburg? De discussie daarover lijkt nog niet beëindigd. Twee richtingen tekenen zich duidelijk af: Tot de ene beho ren zij, die direct aan de slag willen - ze hebben concrete plannen, maar voor welke doelgroep precies en in welk bre der kader van toeristische ontwikkeling die plannen moeten passen, is niet duidelijk. Tot de andere richting behoren mensen, die nog niet zulke concrete plannen hebben, die nog bezig zijn met het bepalen van het ideale gezicht van onze badplaats en die uiteindelijk een duidelijke keuze en concentrering daarop voorstaan. In het Badnieuws van volgende week zullen wij de stand van zaken opmaken aan de hand van twee exponenten: als verte genwoordiger van de eerste richting de SBI) met haar plan nen voor 't Hof Domburg en als vertegenwoordiger van de tweede richting de nieuwe wethouder L. Labruyère. (Wordt vervolgd) (Vervolg van vorige week) "....Ik nam mijn intrek dicht bij de stalling, waar eene par ticuliere diligence in den vroegen ochtend op Domburg af reed, en nam en betaalde mijne plaats daarin voor den aan staanden tocht. De diligence had binnen 8 plaatsen voor men- schen; het dek was voor vrachtgoederen bestemd. Ik kwam op tijd, maar de plaatsen waren bezet. Zes door menschen, de zevende door eene meid of juf, met een groote hoeden doos, die, zooals de postmeester wel wist (ze sprak uit naam van haar mevrouw) niet bovenop mocht staan Hooiberg reisde dan ook 'op de bok' mee; de reis verliep voorspoedig. "....We kwamen te Domburg aan. Ik, met mijn brief, groot 8formaat, ter recommandantie „van zijne excellentie den minister van binnenlandsche zaken aan den hoogedelgeslren- gen heer burgemeester van Domburg", in de hand, stapte uit. Wat al grootheid zit er soms binnen de enveloppe, maar ook, wat een flink lak erop, om alles van het gewone af te zonderen! Maar hoe kon ik nu den burgemeester vinden in een plaats je, waar geen groote aristocratische huizen waren? Aan de deuren, die alle uit een boven- en een onderdeel bestonden, waren geen bellen. Meisjeliefweet je ook waar de burgemeester woont?" „Neen, maar ik zal het eens vragen." Ze opende het boven deel van de deur, waarvoor wij stonden:Keekeweetje ook, waar de burgemeester woont?" „Ginds op den hoek." Het meisje wipte weg, en ik stapte naar den hoek, twintig huizen verder. „Lieve hemel, dat is een hoefsmid, die daar woont!" Ik trad schuchter de werkplaats binnen, waar een man met een dik, zwart schootsvel voor, op mij toetrad met de vraag (hij zag, dat ik vreemd was): „Wat zoek je?" „Den heer burgemeester, om hem een brief van den minister van binnenlandsche zaken ter hand te stellen," „Je bent helemaal verkeerd. Den minister van binnenland sche zaken ken ik evenmin ik jou ken. Je moet zeker bij mijn broer zijn, die is wel eens in den Haag geweest; ik nog nooit. „Toch, burgemeester, de brief is aan u gericht." „Enfin, ik zal eens zien. Keeke, (dat is de tweede Kee) weet je mijn bril ook? Ik zie ze niet. Daar komt de zwaarlijvige burgemeestersvrouw: „Hier Joo!" Nu de burgemeester aan het lezen. „Zoo, zijne excellentie verzoekt mij, u van dienst te zijn bij het maken van teekeningen. Zooveel ik kan, zal ik je van dienst zijn. Heb je al gegeten? Je komt immers met de dili gence van Middelburg?" 'k Heb nog niet gegeten, ik kom juist met de diligence aan. „Keeke, heb je aardappelen genoeg op den schotel? 't Is on ze etenstijd, ruim 12 uren. Stap maar binnen; de tafel is ge dekt. Gedekt was de tafel niet, maar witgeschuurd. Mevrouw de burgemeestersche dan zette op tafel een groot- en ronden schotel, hoog met aardappelen beladen; in het mid den daarvan stond een kommetje met gesmolten boter, en terzijde van dien schotel een olie- en azijnstel, zout bak je en mosterdpotje, alles van zwaar zilver; voor ons elk een bord. ,,'t Zal je smaken," zei hij na een kort, stil gebed. Dat deed het, ofschoon het mij ongewoon was, de aardap pels één voor één uit den schotel te moeten pikken, in de bo ter te dompelen en op mijn bord aan stukken te breken vóór ik ze in den mond stak. Onder het eten, waarbij een glas wijn gebruikt werd, maakten korte uitdrukkingen van het edelacht baar paar telkens kleine pauzen in het aardappelpikken, in dompelen en inslikken. Nadat ik mij aan de geboterde aardappelen zoo goed als ver zadigd had, volgde een even groote schaal met keurige aal bessen en kwam daarbij op tafel een zilveren suikerpot, ou- derwetsch, groot, doch daarbij zoo zwaar als drie suikerpot ten, zooals thans in de fabriek van Van Kempen onder Voor schoten vervaardigd en te Leiden bij den zilversmid op den hoek van de Haarlemmerstraat en Donkersteeg worden geë taleerd. In Domburg massief, eenvoudig; in Leiden klater- zilver en bluf? Toen ik zei, dat ik in Holland zelden zulk zwaar zilver ge zien had, zei de burgemeester glimlachend:Van bluf hou den we hier niet. Daar heb je b.v. een notaris, die hier uit Leiden komen zal; die laat me daar zijn boven- en onderdeur uit twee stukken wegnemen, en er komt voor in de plaats een deur zonder klink, maar met een dag- en een nachtslot en nog meer.een bel! Men mag zoo maar niet binnen loopen, maar wachten tot opengedaan wordt! 't Is een nieuwigheid. De notaris heeft gestudeerd en hij zal ons mores leeren! Wel bekome het hem! We hebben al te lang bij elkander kunnen binnengaan. Heidaar! Dunkt me, is mooi genoeg!" "....Uit het medegedeelde kunt ge gemakkelijk opmaken, hoe eenvoudig het nog gesteld was in den jaren 185.. Zou het er nu waarlijk beter en welvarender geworden zijn of zou de blul'plant daar ook beginnen te tieren? Soms ging ik naar Middelburg. Ik ging dan niet per diligen ce, maar wandelde langs paden, midden door heerlijke tarwe- akkers en over vlondertjes, in een klein uur daarheen In Domburg had ik spoedig meer dan genoeg kennissen opgedaan, van wie eenigen mij uitnoodigden, op eenvoudi ge manier den avond te komen doorbrengen, waarbij ik ge woonlijk onthaald werd op gebakken smelt, een vischje, dat op bepaalde tijden van het jaar in zee (of beter, in het zand aan zee) gevangen werd...." Nehalennia-schets door T. Hooiberg Sr "....Ik keerde naar Leiden terug, toen mijne teekeningen van de Nehalennia-monumenten voltooid waren. Gezond en wel verliet ik Domburg, na den heer burgemeester dank gezegd te hebben voor de mij verleende hulp...." Inmiddels schrijven we 1986. Wat zou de heer Hooiberg denken van Domburgs ontwikke ling in déze eeuw en, misschien nóg interessanter, hoe zou hij hebben gestaan tegenover het Domburg van nü....? F.L.

Krantenbank Zeeland

Domburgsch Badnieuws | 1986 | | pagina 5