DOMBÜRGS BADNIEUWS I
Wil
J. C. van Schagen (1891-1985) II
Op de vraag 'hoe het vroeger was', antwoordde hij "Het was niet allemaal zo
dierbaar, als men wel graag van Opa's verwacht. En moeilijk onder één eti
ket te vangen. Domburg was toen veel armoeiigeren tegelijk was er méér en
hóger chic. Het was lelijker en mooier, ruwer en beschaafder, bekrompener
en liever - er Is misschien maar één woord dat alles dekt: het was naïever".
Wat was van Schagens's band met Domburg, bijna een eeuw overspan
nend en zoals hij zelf zei 'nimmer eindigend'?
Wij hebben er het Badnieuws van de zeventigerjaren op nageslagen.
"Wie het eerste tot mijn 'bewustzijn' doordrong: natuurlijk mijn grootvader.
Ik zit in de hal van het Paviljoen op de terrazzo-ster, die daar door echte Itali
anen is gelegd, en Grööpa tovert, hij buigt zich over me en kijkt zo vriendelijk
en dan is er opeens een klein gomballetje op een sterrepunt."
Er zijn meer herinneringen
"De oude Kolf er - een klein, oud boeremannetje, ook alweer zo vriendelijk,
waaiende witte haren vanonder zijn petje en hij draagt een juk met twee
maanden. Hij schrafelt de schulpen van het strand bijmekaar en de schulp-
hopen bij de afloop naar hetbadstrand die zijn van hem. Ons dorp had toen,
even buiten de kern, nog veel schuipslag i.p.v. bestrating, af en toe werd dat
vernieuwd en dan kraakte het zo lekker onder de voet. Dat kwam allemaal
van dien ouden Kolfer."
En dan had je Vrouw Dingemanse, Broekje, de badmannen Tijs van der Wel
le met zijn Maatje en Sinke, den Bruinen. Maar vooral "de derde grote figuur
van het strand, die ik nog vergat: Leintje Pijl van de Melktent. Almede zo
bruin als een beier, aardig was ze, ze was zoiets als je Strandmoeder en
heerlijke, koele, ongekookte melk schonk ze en ze had ook 'gevulde Heren',
toen nog écht zandgebak met échte amandelpas erin en ze waren maar
twee cent."
"Ja en nu wordt het in mijn memorie een gedrang van allemaal Mazen en
Passenieren en Steinen, maar het vervelende is, dat ze stuk voor stuk veel
te markante, veel te sappige, soms echt echt wilde, figuren waren om zo
maar gewoon Maas of Passenier of Stein te kunnen heten, ze hadden alle
maal kostelijke bijnamen
En dan komt hij van zelf op iets dat hem lange tijd zou bezig houden: de
bie-smakken.
"Het aantal familienamen op de Watcherse dorpen was vroeger - toen al
les nog niet doormekaar liep - wat aan de krappe kant.
Vele mensen heetten allemaal net eender. Wat soms moeilijk uit elkaar te
houden was. Bovendien was het leven minder gevarieerd van sensaties dan
thans. Een divertissementje werd gewaardeerd - men vond dat soms in
buurmans zwakheden. Zo had het instituut der bijnamen zijn degelijke rede
nen van bestaan. Men zou ze ook wel speelnamen kunnen noemen. De con
versatie wón er ongetwijfeld bij. Het leven werd er wat kleuriger van. Vaak
hadden ze dus een of andere eigenaardigheid van betrokkene, of een onver
getelijke anecdote uit zijn - of haar - levensloop tot wortel, soms ook be
doelden ze alleen maar een makkelijker determinering van gelijkgenaam-
den. Als regel was het geen goede toon, de bijnaam te hanteren in het bijzijn
van zijn drager - des te vlotter flapten ze eruit, als hij er niét bij was".
Mooie voorbeelden volgen (DB 13 juli 1974). Wij noemen er hier één:
Van het Doodetertje had de dokter bij de bevalling gezegd: dat is 't er
weer een voor het kerkhof - hij werd mijn vader en haalde de 89!"
Het verhaal zou niet compleet zijn, als ook 'de Heren' niet aan bod kwamen:
"Er was eens een Saksische hertogin, die had een ernstige, niet onrijpe, da
me achter zich aan, zo ook (net als de knecht van de fabrikant Erbschloe,
red.) met ene plaid over de arm, die plaid was een symbool - wat ze ermee
deden was me een mysterie. Die hertogin keek altijd of ze uit haar humeur
was. Ik heb haar nooit benijd. Ook die dame niet
"De heer en Mevrouw Bertuch Hij was professor en mag gelden als de
ontdekker van Domburg - voorde Duitsers dan. Hij kwam hier, op het spoor
van de muntenverzameling van de dames De Man uit Middelburg - de ver
zameling is nu één der sieraden van het Zeeuws Museum -, zette hier als
eerste een prefab Noors huis neer - Strand holm, het staat er nog - en
van Robert Schumann en Clara Wieck? Op haar 86e is ze hier overleden en
begraven. Wie weet er nog van?" Of van de legende rond de Russische
prins Koedasjef? Het verhaal van "een diep betreurde jonggestorven vrouw,
die zo van blauw hield - in zijn Petersburgse paleis zou hij een kamer heb
ben gehad, waar letterlijk èlles blauw was, en toen er eens een foto geno
men moest worden, mocht de fotograaf niét binnen vóór hij én zijn appara
tuur eveneens volkomen geblauwseld waren."
Opvallend is voor hem de tegenstelling tussen deze sfeer - de sfeer van de
'dure' mensen - en "het toch nog wel erg primitieve, erg zanderige Dom
burg van toen - goeddeels een verzameling eenvoudige huisjes en
schuurtjes - en hoe simpel was nog wel de algemene accommodatie - de
bestrating, de riolering, het vervoer, de verwarming, de verlichting, de wa
tervoorziening, de hele behuizing! Het was, naar tegenwoordige maatsta
ven gemeten, allemaal even kinderlijk. Toch weten we van geen kritiek, of
ontevredenheid - integendeel, men amuseerde zich."
En hoe paste hij zelf in dit beeld?
"In het Badkrantje van 1888 staat een advertentie van Mejuffrouw J. Schey-
beler - later mijn Moeder, toen een meisje van 18 jaar - dat ze 'photograp-
hieën' verkocht van Domburg en omstreken. Men kon ook bij haar terecht
voor postpapier en enveloppen. In de Zuidstraat."
Later werd het winkeltje voortgezet in het Badpaviljoen "onderin het toren
tje, waar het ook Deventer Koek en Zilverwerk leveren kon Omstreeks
1895 kwamen de eerste geïllustreerde briefkaarten erbij. We bezitten nog
de vermoedelijk allereerste, uitgave Max Krause, Berlin S.W. 19, voorstellen
de een hellebaardier in middeleeuws costuum, die met enige lawaps van
goud-en-rode krullaria "Groete uit Domburg" presenteert."
Met van Schagen's grootvader, M. J. Scheybeler, verhuisde het winkeltje
naar de overzijde van het Badpaviljoen. Maar de drijvende kracht erachter
was van Schagen's vader.
"De ansichtkaarten namen een grote vlucht en ze werden in ons Middel
burgse Singelstraathuis een dagelijkse verschijning. Bij duizenden kwa
men ze in lange dozen van de lichtdrukkerij. Wij distribueerden ze verder -
ik heb in die jaren zéérsnel briefkaartentellen geleerd."
Nieuw waren de gekleurde briefkaarten. "Dat kleuren deden we zelf, met Ta-
lens eiwit-lazuur-verven! Moeder was er een expert in. Als 's middags het
huishouden aan kant was, dan ging ze aan tafel zitten en begon het kleuren,
in serie's 20,30 tegelijk. Ze deed het zeer serieus. Zoals ze het Veerse stad
huis kleuren kon, dat was reine poëzie."
Ze werkten er met plezier aan. "Ik als schooljongen, niet minder! Als je om
zes uur 's ochtends opstond - en ik hièld van vroeg wezen! - dan kon je
makkelijk vóór schooltijd een paar kwartjes verdiend hebben - Vader gaf
me voor elke kaart een 'kluut' (21/z cent)
Van Schagen's grootvader Jakob, met Mietje getrouwd, werd kastelein van
het Badpaviljoen. Hardwerkende mensen waren het, "in dienstbaarheid ge
boren en getogen - ze stelden een eer in het vertrouwen, dat ze bij 'de
Grootheid" genoten."
Hun dochter Jansje trouwde met een onderwijzer uit Vlissingen, ook toen
kwam de band die de familie met de 'hoge goden' had weer naar voren. Er
was, al-met-al, in die oude verhoudingen óók echte vriendschap, van beide
zijden - ook in die feodale tijd had ieder zijn waardigheid en zijn aardigheid.
Hoe zat het, dat - terwijl Jansje en haar Kees het wel betalen konden -
mijn kinderwagen een cadeau moest wezen van Freule Boddaert van Ipe-
noord? Hoe kwam het - nóg vroeger - dat, toen ik een baby van twaalf da
gen was en het Vlissingse gezinnetje bijJansjes ouders op Domburg Kerst
mis behoorde te vieren, Jhr. Boddaert, van de Wael, het initiatief nam en'zijn
rijtuigje liet inspannen om de jongemensen te laten halen?"
Wij sluiten ons verhaal af op ongeveer dezelfde plek waarop wij bet -- in DB
nr. 1 - begonnen: "Nog steeds is het met een dankbare buiging naar 'net
Jonkertje', dat ik me aldus de eerste echte logeergast rekenen mag van het
destijds nog helemaal niet op logéren ingestelde, gloednieuwe Badpcvil-
joen! Ik sliep er, Kerstvacantie 1891, tien nachten, in een champagnemand."
Zo ontstond de relatie met zijn dorp, die vac-k is onderbroken, maar nimmer
eindigen zou
oude bos
het oude bos groeit nu dicht
het is cr donker cn vochtig
er wonen veel vogels
het oude bos vindt alles goed
de kleine bosvij ver- grijs van stuifmeel
want alle bomen moeten bloeien
dat gaat wel over, zegt het oude bos
een kikker kwaakt, uitvoerig -och, er is geen haast
er drijft een dcnappel
en onzichtbaar langzaam draait cn keert het kroos
aldoor in onbegrijpelijk bewegen
want alles moet heel stil hier
cn overal krioelt het leven
maar verborgen-niemand die wat zegt
alleen het lisblad lispelt zachtjes
even wimpelciid
het oude bos vindt alles goed
de wind waait in zijn takken
soms lopen er wel mensen
cn is er verraad
het oude bos vergeeft ook dat
het vergeeft alles
mensen blijven inaarcvcn
cn dan is het bos weer alleen
met de vogels
maakte de Sommerhoffs attent. Toen Sommerhoff hier zijn vttla bouwde -
12 juli 1888 arriveert hier zijn bouw-opzichter uit Frankfurt - was de vreed
zame penetratié op gang en kwam het één van het ander."
De gemiddelde toerist weet niet zoveel, zegt hij. "Wie weet neg van de Som-
merhoffs, toch echt een tijd tang "hoge bomen'op Oomburg? Kocht niet de
oude Sommerhoff het hele Hoogduinbos - toen heette het nog het Over-
bos van Duinvliet - van de oude juffrouw van den Broeke voor een prijs
je? En was de oude Mevrouw Élise Sommerhoff soms niet een dochter
In het Haags Gemeentemuseum is tot 16 juni de tentoonstelling
'Met zicht op zee - Tweehonderd jaar bouwen aan badplaatsen in
België, Nederland en Duitsland' te bezichtigen.
Volgend jaar zal de tentoonstelling onder meer naar Zeeland ko
men en dan zullen we kunnen zien hoe Domburg zich schaart in
een imposante rij.
Hel nemen van baden in zout en/of zoet water is waarschijnlijk net
zo oud als de mensheid zelf. Rond hel begin van onze jaartelling
was het in ieder geval heel gewoon. Talloze verwijzingen ernaar
zijn te vinden in de geschriften van de (oude) Grieken en
Romeinen
Begon het baden in zee op de manier waarop wij het in West-
Europa kennen zo'n 200 jaar geleden, inde 17een 18eeeuwwaren
binnenlandse badkuren in 'Spa's', voor de mensen die zich dat
konden veroorloven, heel gebruikelijk.
Dat ook zeewater therapeutische waarde heeft, werd pas tegen het
einde van de 18e eeuw beseft.
Kijken we naar Domburg, dan kunnen we stellen dat hel eerste zee
bad van 1834 puur voor hel plezier werd genomen.
In Domburg waren het dr.J.M. Janssen en dr. Mezger die het medi
sche aspect naar boven haalden en na hen schijnt dat direct weer
in vergetelheid te zijn geraakt.
In de jubileumnummers van het DB van vorig jaar hebben wij er zo
af en toe aandacht aan besteed - dit jaar zuilen wij er in enkele
nummers op terugkomen, vanuit de gedachte dat de tijd rijp is voor
een herbezinning over onze kustplaats en haar recreatieve rol.
Domburg heeft medisch gezien méér dan de zee; hoeveel mensen
schreven er bijvoorbeeld niet in het verleden dat het een weldaad
was voor lichaam en geest om in de Manteling Ie wandelt n?
in hel Cultureel Supplement van NCR Handelsblad van 24-5-85
verscheen een recensie over bovengenoemde tentoonstelling
door K. Schippers.
"Hel idee van de tentoonstelling is zo mooi dat ik, nadat ik alles heb
gezien, het museum verlaat en meieen naar Domburg rijd",
schreef hij. "Zestien jaar geleden was ik voor het laatst in Dom
burg. Ik logeerde er in het BadhotelIk hoef in Domburg niet
I>L=MBURO, - BAD-HOT El-
naar het Badhotel te zooken, je kunt het niet missen. Het ligt achter
een groot gazon, ongeveer honderd meter van de weg, maar als ik
voor het hotel stilhoud, stap ik er niet uit. Je ziet van verre dat het
niet meer in gebruik is. Het is duister in het gebouw. Planken ont
trekken de ramen aan het gezicht, het lijkt zelfs of die planken over
de hele gevel zijn getimmerd, of ook de muren niet meer mogen
worden gezien. Een voorbijganger vertelt me dat het hotel jaren ge
leden is gesloten. Het oude Badpaviljoen met die ene schitterende
spitse toren en zijn houten voorgalerij was at gesloten in de tijd dat
ik in Domburg logeerde. Toch besluit ik er te gaan kijken Het is
open. 'Pannekoekenhuis' staat er op een groot bord. Er zijn ook
weer kamers te huur."
Hij dronk er een glas bier,het is of het niet bij de tentoonstelling
past als ik blijf in dit uit de vorige eeuw stammende hotel dat zijn
toevlucht heeft moeten zoeken in pannekoeken en disco-avonden
nadat het jaren dicht is geweest."
Hij besloot door te reizen naar België, op zoek naar, ja, wat?
"Het heeft iets te maken met serres en houten waranda's en met
zo'n badpaviljoen als op het duin bij Domburgmaar dan gaaf
Maar hij komt bedrogen uit. "Ik ben vanuit het museum hals over
kop voor een hersenschim op reis gegaan."
Slechts in eén plaatsje vond hij iets van wat hij zocht: "Ik ontbijt,
loop de boulevard op. Dan zie ik huizen en balkons in een fantasti
sche stijl die bij geen enkele richting hoort.Het vroegere Grand
Hotel is nu het gemeentehuis en in het eerste hotel Coq sur Mer zit
een apotheek. Maar wat maakte dat hier uit? Ik zou nog naar Ber
gen ofNoordwijk of Nordemey kunnen gaan, maar misschien hoeft
dat niet meer, dit is De Haan aan Zee, Coq sur Mer, de badplaats
die is vergeten, niet met z'n tijd mee hoefde te gaan en zijn serres
en waranda's mocht bewaren."
ik kan bijna niet wachten de tentoonstelling te gaan zien.De tijden
zijn veranderd. Ja, natuurlijk zijn ze dat.
Maar toch
F.L.
gedich len J. C. van Schagen