BORTMUNBER ACTIËN BIER Zeebad Domburg. - Badpaviljoen Domburg's Oudheden. D03IBURGSCHE ZEEBABINRICHTIMI. "VTEÏR/KIK/I Ruim twee en eene halve eeuw geleden heeft Domburg op oudheidkundig gebied eene uitgebreide bekendheid verkregen, tengevolge der ontdekking op het strand in de eerste dagen van Januari 1647, van een aantal Romeinsche godenbeelden, alta ren, munten, penningen, enz. Deze ontdekking gaf aanleiding tot het navolgende bericht, dat ten deele met Duitsche z g. Bijbel-letter in plano gedrukt werd, als nouvelle of nieuwstijding, in een tijd, dat er hier te lande nog slechts ééne courant werd uitgegeven. Mogelijk het eenig overgebleven exem plaar kwam onlangs in het bezit van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschap pen te Middelburg, waar het eene plaats zal vinden in de uitgebreide verzameling van kaarten, platen, teekeningen, enz. als Zelandia Illustrata bekend. „Extraordinarie Antique ontdec kinghe gevonden aen de Zeestrandt Te Dom burgh in Walcheren/in de Graef-schap Laterdal Tegenwoordigh toebehoorende de Ed. Heer Ludwigh van Alteren, Heere van Jaersveldt etc. Geschreven uijt Domburgh den 14. Januarij 164-7. Mijn vriendt kan niet nalaten UE bekent te maken, dat hier onlancks is gevonden een seer oude Antiquiteit. Omtrent 14 dagen gheleden hebben sich aen de zee op 't strant verthoont eenighe groote stee- nen van witten arduijn, die de voorleden weke zijn uijtghedolven, den eenen een grooten vierkanten steen, wesende een outaer drie voeten hooge, ende derdehalf voet breet, waerop van vooren met groote Romeijnsche Ietteren ghehouwen staen de woorden Deo Neptuno Ammius V. S. L. M. Eenige steenen zijn het bovenste deel uijt- gehouwen, in welcke uijtghehouwen con- caviteijt ofte holligheijt sit eene Godinne, bij haer hebbende een mandeken met fruijt, appelen gelijck. In een ander steen staet een Godinne recht op, in een grooter forme dan d' andere. Op een anderen staet Neptunus gehouwen, welcke Neptu- nus oock staet op de zijde van eenige andere steenen op welcke de gemelde sittende Godinne van vooren staet. Op een van de steenen aen de zijde staet een Mercurius. Op een ander steen staen dese woorden Deae Nehalenniae Summaroniüs Primanus V. S. L. M. Op eenen anderen staet L. Justiu8 Satto et Secündius Mo- deratüs Eratres V. S. L. M. Op een anderen Deae Nehalenniae Sext Nerto- marius V. S. L. M. Op eenen anderen Nehalenniae Eletus Aennalonis pro se et suis V. S. L. M. Daeromtrent op deselve plaetse daer de steenen uijtgedol- ven sijn, zijn in 't zant gevonden eenighe pennincxkens, op d' een zijde hebbende hoofden van de Romeinsche Keijsers, op een van dewelcke staet een Burght, welcke is het wapen van Domburgh. De letteren, die op eenige van dese Bteenen staen, zijn meest seer gave en ongeschent. Daer zijn ter selver plaetsen gevonden de fondamen ten van een kleijn huijsken, groot een roede of wat meer in 't vierkant. Eenighe voeten onder het zant rontom de gemelde plaetse, is 't op het strant vol stroncken van boomen en wortelen, soo dat daer schijnt voor desen een boscliagie geweest te zijn. t' Amsterdam. Gedruckt bij Jan van Hilten, Boeck- verkooper in de Beurs-straet in de geborduijrde handtschoen, Anno 1647". Allerzonderlingst is de aanwijzing der plaats van ontdekking„In de Graefschap Laterdal" enz. De eenige verklaring die ik daarvoor weet te geven is het navol gende: Lodewijk van Alteren, heer van Jaarsveld, was eigenaar van het huis te Domburg tegenover de kerk, waarover ik het een en ander heb medegedeeld op blz. 22 van Domburg en zijne geschiedenis. Dit huis behoorde weleer aan de leden van een bastaardtak van hot geslacht van Borsselb van der Veerb, die zich van Schellag of van Laterdale noemde. De naam Laterdale vindt zijn oorsprong in dien van het Schotsche graafschap Lauder dale, waarmede Paulus van Borssele in het laatst der 15« eeuw beleend was, maar wiens laatste nakomelingen zelfs niet meer in het bezit van dat graafschap waren en dus nog veel minder de heer van Jaars veld. Dat is dus ongetwijfeld de eerste der vele dwaasheden, die in de Nehalennia- literatuur voorkomen. K. Het zij mij vergund aan de personen, die dit aangaan, eenige opmerkingen te maken over de inrichting van het Dom- bursche zeebad. Hopelijk zullen zij begrijpen, dat het mij uitsluitend te doen is, de belangen der badplaats Domburg te behartigen, van die badplaats in Nederland, bij uitne mendheid. Allereerst acht ik, met alle waardee ring voor het initiatief en de werkkracht van den tegenwoordigen directeur, den prijs van f 18,voor het geheele seizoen voor 3 of meer personen uit één gezin als toegangsprijs te hoog in ruil voor het geen daarvoor geboden wordt. Dit bestaat toch hoofdzakelijk uit eenige concerten en dansavonden en het gratis lezen van boeken en couranten. Aan den anderen kant lijkt mij de toegangsprijs van f 0,25 met een maximum van 1,50 voor dagkaarten véél te laag. Wel weet ik, dat er weinig menschen zijnde, die dagkaarten nemen en nog be trekkelijk veel badgasten zich abonneerende voor f 18,er een nadeel voor de kas van 't paviljoen zou kunnen ontstaan door een reductie; maar aan de andere zijde is het meerder toetreden van één abonné a b.v. 15,door een prijsvermindering gelijk aan het wegblijven van lOmaximum- dagmenschen a f 1,50 of 60 kwartjes betalers. Zijn dus dagkaarten weinig gevraagd, dan is het voordeel van 't paviljoen aan den kant van eene reductie. Verder, dat iemand, die niet langer dan één dag in Domburg vertoeft (hoe is dit te controleeren er wordt misschien be doeld: die voor de eerste maal 't paviljoen bezoekt?) vrij entrée tot groote zaal met veranda en terras zeezijde heeft, is mis schien als maatregel tegenover het buffet te verdedigen, tegenover houders van dag kaarten en abonné's echter niet. Gesteld ik kom met een gezelschap van 100 personen voor één dag in Domburg en wij strijken in het badpaviljoen neder, dan kunnen de abonné's, als ze komen, zich vergenoegen met: bij gebrek aan plaatsnaar huis te gaan. Hierop dient toch iets gevonden te wordenzou er misschien een sociëteit gemaakt kunnen worden van de badgasten? En nu naar het strand. 1°. De badkoetsen. Hierop heb ik geen andere bemerking dan deze: waarom staan ze zoo onbewegelijk, dat de badende dik wijls verplicht zijn een eind strand in bad- costuum af te leggen, wat aanstoot geven kan en ook niet gunstig voor de gezond heid is. Kunnen de koetsen hier niet met een paard in zee gereden worden of is de zg. „bank" van zoo'n groot bezwaar? 2°. Het gebeurt nog al eens, zooals in dezen vochtigen zomer, dat de zwem- benoodigdheden niet drogen, omdat de zon vacantie neemt en de regen arbeidt. Kan dit drogen niet op een andere wijze geschieden dan op de paalhoofden, waarvan, getuige mijn badhanddoek en het materiaal van de badinrichting zelve, het goed sterk slijt. De chemische werking van de zonne stralen op het met zeewater doorweekte goed kan niet anders dan nadeelig op de duurzaamheid van dit goed werken. En is één, zoo'n klein handdoekje niet te weinig, om 'fc dikwerf zoo kleverige zeewater af te droogen? Ook de kurken in de badkoetsen be hoeven eenige versterking. 3°. De reddingsmiddelen. Dit is een voornaam punt. Mocht in Domburg ooit een onvoorzichtige zich te ver in zee wagen of iemand een ongeval krijgen, ik geloof niet, dat er eenig ge schikt reddingsmiddel bij de hand zou zijn, om den ongelukkige te helpen. Waar in alle andere opmerkingen meer persoonlijke gevoelens op den voorgrond treden en zij niet het algemeen betreffen, is dit iets, wat alle badenden en de Dom- burgsche Zeebadinrichting zelf raakt. Voor den goeden naam van Domburg al» badplaats is 't noodig, dat ieder badende weet te zullen geholpen worden op prac- tische wijze als gevaar hem dreigt; bleek, dat bij een ongeluk de hulp onvoldoende was, de inrichting zelf zou er den terug slag van ondervinden in 't aantal baden, dat genomen zou worden. Mogen deze opmerkingen wellicht niet in alle deelen juist zijn, ik schreef ze, omdat ik, zooals in den aanhef gezegd, de belangen van Domburg wil behartigen en kan dan ook niet eindigen zonder nog gezegd te hebben, dat Domburg voor mij overigens een oord van veel genot was en hopelijk nog dikwijls zal zijn. J. E. VAN ES8EN. NB. Een tweede handdoek kan men voor den billijken prijs van 5 cent bekomen. v. I. VILLA No. 2 EN NOG WAT. In het opstel van den heer v. V. over de 15 villa's in het nummer van 13 Sept jl. staat te lezende villa Anna van den heer van Essen. Waar dit „van" bij alle anderen beduidttoebehoorende aan, moet ik gelooven, dat de heer v. V. meent, dat die villa mijn eigendom is. Dit is echter onjuist; de eigenaresse dezer villa is mijn schoonmoeder, Mevr. de wed. Jac. de Kanter. Ook 't laatste gedeelte van de mede- deeling, dat Mevr. de Kanter in de Kraton zou hebben gewoond, is niet juist; daar woonde ze nooit; in villa Anna slechts zéér zelden. En nog wat. Zijn de betitelingen van de eigenaressen van villa Nagtglas en villa Duinoord niet onderling verwisseld Ik meen van wel. J. F. van Essen.

Krantenbank Zeeland

Domburgsch Badnieuws | 1902 | | pagina 2