Oroote Zaal van het Badpaviljoen,
Weener Dames Orcliest,
DANSMUZIEK,
Rijks Telegraaf- en Hnlp-Postkantoor
te Domburg.
Rijks Telegraafkantoor:
Geopend op werkdagen van 8,tot 12,u.
2,4,—
6,— 8,—
Zondagen 7,30 8,30
12,30 1,30
Hulp-Postkantoor:
Geopend: op werkdagen van 8,302,30
en 5,30—6,30.
Op Zondagen van 7,30 tot 8,30 voorm.
en van 12,301,30 uren nam.
Postrit MiddelburgDomburg.
Vertrek van Domburg vrm. 6,45 nm. 2,45
Aankomst te Domburg 6,15 2,15
Bodeloop DomburgWestkapelle.
Vertrek van Domburg vrm. 6,45 nm. 2.45
Aankomst te Domburg 6,15 2,15
Bodeloop DomburgAagtekerke.
Vertrek van Domburg vrm. 6.45 nm. 2,45
Aankomst te Domburg 6,30 2,45
NB. Zondags vertrekken van Middel
burg, Domburg, Westkapelle, Oostkapelle
en Aagtekerke alleen de eerste posten.
Alles Spoorfcijd.
BADSTOELEN
te huren tijdens den badtijd
gedurende den tijd, dat de huurder achter
eenvolgend den stoel bezet houdt, f 0,10
per week1,
maand 3,
seizoen 6,
AMUSEMENTEN.
Donderdag I Augustus 1901,
w
te geven d00e het
ondeb directie van
Fraulein Henriëtte Dürn berger.
Entrée f 0,50. Aanvang 8 nur.
Houders van kaarten hebben vrijen toegang.
Houders van dagkaarten met bijbetaling
van 25 cent.
Zaterdag 3 Augustus 1901.
voor kinderen tot 9 ure.
Entrée 25 cent. Aanvang 7 uur.
Houders van kaarten hebben vrijen toegang.
De buitenplaatsen Westbove, Duinbeek
en Berkenbosch zijn voor het publiek
gesloten, maar voor vreemdelingen, ver-
blijfhoudende op Domburg, zijn wandel-
kaarten beschikbaar en te verkrijgen in
de hotels en pensions voor de daar
vertoevende logés, bij eigenaren of gérants
dier inrichtingen, voor de verdere logés
in het dorp, door tusschenkomst van de
menschen bij wie zij logeeren, bij den
Directeur der Domburgsche zeebadinrich
ting.
„Ten opzichte van Westbove zij nog
„opgemerkt, dat het kasteel als zoodanig
„niet te zien is, maar dat zij die belang
stellen in het Herstellingsoord
voor kinderen daar gevestigd, en
„die inrichting wenschen te bezichtigen,
„daartoe gelegenheid hebben lederen
Woensdagmiddag van S-4
„ure, maar ook alleen op dien dag en
„die uren, aan welke bepaling streng de
„band zal worden gehouden en waarvan
„niet kan worden afgeweken."
Voor de wandelingen op Hoogduin (voor
malig Overbosch van Duinvliet) zijn de
vroeger verstrekte toegangskaarten ongeldig
verklaard.
Bezoekers van en tijdelijk verblijfhou-
denden te Domburg kunnen een toegangs
kaart bekomen persoonlijk of door bemid
deling van hen bij wie zij inwonen, bij den
heer J. A. Fredebiks te Middelburg of bij
den Directeur der Domburgsche Zeebadin-
richting. Ingezetenen van Domburg moeten
zich ter verkrijging eener kaart wenden
tot den boschopzichter Lous.
Uitstapjes te voet:
Naar de manteling en door het overbosch
van de buitenplaats Duinvliet terug
(U/a uur).
Naar de manteling over het landgoed West-
hove en door het Overbosch van Duin
vliet terug uur).
Naar het landgoed Schoonoord (langs den
straatweg), vervolgens links af, en door
de bosschen van het landgoed Duinbeek
of van Berkenbosch terug (l'/2 uur).
Naar de Oranjezon, door de manteling ach
ter Westhove en terug langs het land
goed Zeeduin. (3 uur.)
Naar Aagtekerke en over Oostkapelle terug
(2 uur).
Naar Westkapelle en over Aagtekerke
terugde zeedijk en lichttoren te bezien
(3/2 uur).
Aan de bezoekers der badplaats is het
wandelen over deze landgoederen door de
eigenaren welwillend vergund.
2> DE NIEUWE DOMBURGSCHE
SPEELWAGEN.
(Vervolg.)
Ziet! daar hebje nog een deun.
Daar gaat onze ouden Theun
Kaatje in het water brengen
En zij laat het zacht geschien
Ziet haar door de stroomtjes plengen.
Maar wij hebben smelt genoeg,
Haal maar uit, haal uit de ploeg
Brengt de paarden aan de wagen,
Straks na t houte kraantje toe,
Want de maag begind te gragen
En de paarden die zijn moe.
Symen hoe zal dit hier gaan,
Hier is geen plaats schier om te staan.
Zit hier onder deze boomen.
Repje, kom wat wakker aan,
Want daar mogt een ander komen
En de plaatse zelf beslaan.
Kom mijn beesjes rust nu wat;
Gij hebt een harde togt gehad;
't Is hier beter bij het eeten
Als op 't zand en ziltig veld;
Maar dat moetje nu vergeten,
Want wij hebben lustig smelt.
Kreeg dat goed geen tegenstand,
Och zij boorden door de strand
Met haar scherp geslepen bekken,
Door de duinen stout en stijf,
En zij kwamen 't land intrekken,
En de zee kwam ons op 't lijf.
Daarom elk zijn best moet doen,
Yder als een kampieoen,
Maar wij zullenze als vijanden.
Al te zamen hand voor hand
Malen tusschen onze tanden,
Als voorstanders van het land.
Piet, hoe staat het met jou maag,
Ben je mee als ik zoo graag,
Neeltje wat is in de mande P
Lang nu eens die krentekoek,
Met wat boter; rep je handen,
Met dat daar is in den doek.
Maar mij dunkt het ziltig zand
Zit mij tusschen lip en tand,
Dat ik niet zeer gaarne voelen.
Had men hier een glas met wijn
Om de mond en keel te spoelen,
Dat en zou zoo vreemd niet zijn.
Loop Jan Joose met een snap
Met de kanne na den tap
Om het eeten te doen zinken.
Zoo mijn vriend, ziet daar is geld.
Laat ons nu eens wijntje drinken,
Want wij hebben lustig smelt.
Vrouwtjes, lust je nou eens thee?
Ziet hier hebje z'ook alree.
Theetje zal je wat verfrissen
Schoonje kwalijk waar gesteld.
't Gaat zoo, als men gaat uit vissen,
Of wanneer men rijdt om smelt.
't Is op alle plaatsen maar
Eenmaal kermis in het jaar;
Maar 't is hier een ander baantje,
Hier gaan weinig dagen mis,
's Zomers in het hou.
Als er smelt te vangen is.
Ziet, elk is nu wel gemoed,
Want de smeltvangst die is goed;
Yder een is nu een haantje
Om te eeten van dit dier.
't Is hier goed in 't houte kraantje
Want hier drinkt men wijn en bier.
Komt en spand den wagen aan,
Want het is nu tijd van gaan.
Phebus die begind te schuwen
En verbergt het aangezicht.
En bij donker loopt met builen,
Daarom waagt men dat niet ligt.
t' Wijl wij rijden eens gepraat
Van ons lekker smelt-gebraad.
Ik verlang hoe dat we zullen,
Als we zitten aan den dis
't Zamen met malkander smullen
Van ons vers gevangen vis.
't Is een visje dat wel smaakt,
Als het van geen zand en kraakt.
Maakt ook neerstig op te passen,
Datje het zuivert van zijn gal
En dan drie, viermaal gewassen,
Zoo het smakelijk wezen zal.
Kook en braad dan met vermaak,
Yder na zijn zin en smaak,
Laat dan wêer de smeltjes zwemmen
In een glaasje frisse wijn.
O, dat zal te beter klemmen
En het zal gezonder zijn.
Ziet daar ginder eens vooruit,
Wat of dat geweld beduid,
't Is als of ze zijn in nood.
Rijd maar toe, ik moet eens vragen,
't Is geen wonder, want de wagen
Leid te midden in de sloot.
't Is geen wonder, want den drop
Zit den voerman in den kop.
Hij en is niet te beklagen,
Zoo daar niemand is bezeerd.
Al kosten 't zijn heele wagen,
Voor dees reis is hij geleerd.
Nu, ons reis is wel vergaan
En met veel plaizier gedaan,
't Is geneuglijk om te ploegen
Als er is zoo menig smelt.
Ik voor mij, ik heb genoegen
Veel al vis voor weinig geld.
Het woord deun in het eerste couplet
hierboven moet opgevat worden in de
beteekenis van grap. Het daarin vermelde
te water dragen van een meisje herinnert
onwillekeurig aan het bekende gedicht van
den Zeeuwschen dichter Bellamy „Roosje."
Van het bestaan te Domburg van eene
herberg Eet houten kraantje is mij nooit
iets gebleken. Ik moet dus veronder
stellen, dat de vervaardiger van het hier
medegedeelde lied het oog gehad heeft
op eene herberg van dien naam aan het
einde van den Duinweg te Oostkapelle.
De naam leeft nog voort in den mond
des volks, maar de inrichting, die hem
droeg, is voor lang opgeheven.
Het vangen van smelt door het opploegen
van het strand heeft hier zeker in de
laatste 40 jaar niet meer plaats gehad.
Meer en meer wordt het vischje hier
zeldzaam, zoodat slechts weinigen de waar
heid kunnen bevestigen der bewering van
Bellamy, dat het „voor der Zeeuwen
kieschen smaak een lekker voedsel is."
D.
K.
mmm