Advertentiën en Adressen. EEN UITSTAPJE NI1R DOMBURG. WALGHERE1T. Ook de rijwielhandelaars Gilde en Fongebs hadden van deze gelegenheid gebruik ge maakt om eens duchtig reclame te maken, hetgeen hen dan ook volkomen is gelukt. Als een sierlijke bloemslinger bewoog de stoet zich door de stad. Alles ging bijzon der ordelijk en geregeld toe, zoodat geen ongevallen plaats hadden. Bij het huis van den heer M. A. van deb Leijé, president van Scaldis werd de eerewijn aangeboden. Na afloop van het corso had op het Molenwater het sportfeest plaats, terwijl zich aldaar en op de Groote Markt ver schillende muziekgezelschappen deden hoo- ren. Heden avond illuminatie en concert. Morgen zal de historisch-allegorische optocht plaats hebben. Dinsdagavond hadden wij reeds het voorrecht een groot gedeelte der deelne mers zich in costuum in de lanen van het Schuttershof te zien bewegen, en wat wij daar aanschouwden belooft veel voor den dag van morgen. Als het Oranjezon netje ons dan maar met hare stralen wil verwarmen Maar de barometer staat goed, laten wij dus maar hopen. 6) door M. (Vervolg van Badnieuios no, 7.J Tom vond het prachtig en werkte er zich geheel in. Het was alles behalve gemakkelijk alles in orde te brengen en er werd heel wat gekibbeld. Eindelijk was het gereed en Annie werd met eenige moeite met twee aan elkaar geknoopte zakdoeken aan een paal vastgebonden. Beide kinderen waren zoo verdiept in hun spel, dat zij niet bemerkten, dat het water snel opkwam en bijna den paal bereikt had, waaraan Annie was geketend. Geluk kig was er iemand, die het wel gezien had; de oude heer, die zich in de zon zat te koesteren, sloeg met belangstelling het aardige tweetal gade en begreep niet wat zij eigenlijk uitvoerden. Plotseling zag hij tot zijn groote verbazing, hoe de jongen het kleine meisje aan een paal bond en ver dween. Maar tegelijkertijd bemerkte hij, dat het water snel opkwam en juist toen Annie uitriep„O, Tommie, de zee komt over mijne schoenen," kwam de dikke heer puffend en vuurrood op een drafje aan sukkelen om het kind los te binden. Annie gilde het uit van pret. „O, daar komt de draak. O, hoe grappig, de draak! Wist u, dat u de draak was. Ik ben An en Tom is Pers. Maar wat doet u?" Zij voelde, dat de zakdoek werd door gesneden en zij werd opgelicht. „O maar Pers moet mij redden, u niet. Hoe flauw van u!" „Kleintje, ik weet alleen," zeide de oude heer, toen Perseus verscheen zijn* schop zwaaiend als een zwaard, „ik weet alleen, dat je verdronken zoudt zijn, als ik niet juist bij tijds was gekomen P" „Waarom deed de zee dat?" vroeg Annie, toen zij veilig en wel op het strand stond. „Weet je niet, dat het water opkomt en dat je daar altijd opletten moet?" „Ik had het moeten weten," zeide Tom ernstig; Annie is nog te jong, ziet u. Het is mijn schuld." „Wat speelde je toch?" vroeg hun vriend. „Het is niet erg voorzichtig kleine kinde ren aan een paal te binden. Waarom deed je dat?" De kinderen lachten hartelijk. „Wij speelden Andromeda en Perseus, ziet u," legde Tom uit. „En u was de draak; wij hadden geen echten, en toen kwam u wezenlijk naar ons toe." De oude heer barstte in lachen uit. „Malle kinderen Ik ben in ieder geval blij, dat ik Andromeda van een wissen dood gered heb." Op dit oogenblik kregen de kinderen hun oom in het oog, renden over het strand naar hem toe en vertelden het geheele verhaal. Toen troonden zij hem mee naar de plaats, waar de vreemde stond. Daar beide kinderen tegelijk spraken,konRobebt geen wijs worden uit het verhaal en hij voelde zich eenigszins verlegen, maar einde lijk kwam hij achter de waarheid en schudde hartelijk de hand van den ouden heer. „Ik bemerk, dat ik mijne kinderen niet alleen moet laten," zeide hij lachend. „Ik had gedacht, dat zij nog uren zouden hebben gegraven." „Als dat jonge volkje mythologie leert, weet men niet waar het einde is. Ik had weinig gedacht, dat toen ik hier mijn courantje kwam lezen, ik een draak zou voorstellen." Toen moesten de kinderen uitleggen, waarom zij met oom Robebt hier waren en voor den morgen om was waren zij de beste vrienden en mijnheer van Voobst, zoo heette de oude heer, beloofde een oogje op de kinderen te houden als Robebt hen weer eens alleen liet. Hij beloofde Annie zelfs eenige nieuwe spelletjes te verzinnen. De volgende twee dagen gingen rustig voorbijniets bijzonders gebeurde. De kin deren waren verwonderlijk zoet en Robebt voelde zich volmaakt tevreden. Hij had een brief van zijne zuster gekregen met het bericht, dat het kleine zusje zwaar ziek was, en dat zij vreesde, dat het van langen duur zou zijn. Zij was hem zoo dankbaar, schreef zij, dat hij haar zoo behulpzaam was in haar zorg. Het was een nieuwe gewaarwording voor hem iemand tot nut te zijn en het deed hem wel aangenaam aan, ofschoon hij het niet wilde erkennen. Robebt trachtte de kinderen iederen morgen voor zij uitgingen, les te geven. Maar die lessen hadden niet erg veel succes. Zijn geduld was spoedig ten einde. Het was zoo lastig Annie eene bepaalde reden op te geven, waarom 2 plus 3 vijf is en daar zij eenvoudig weigerde te zeggen dat het vijf was, voor zij wist waarom, gaf hij het op. Toen zij vroeg, waar de sommen bleven, als zij ze van hare lei wischte, wist Robebt niet wat te antwoorden. Toen beproefde hij geschiedenis. Tom las twee of drie bladzijden overluid zonder ophouden en zonder eenige uitdrukking en keek toen zijn onderwijzer aan, die in zijn stoel achterover leunde en geeuwde. „Oom", zeide hij „denkt u wezenlijk, dat het ons iets geeft te weten wat er in 1066 gebeurde?" „Geen zier, jongen." „Dan zullen wij maar geen geschiedenis meer doen, hé hoe heerlijk!" En het boek werd en bleef gesloten. Met de schrijflessen ging het denzelfden weg op. Ook deze werden dus opgege ven. Annie spelde voortdurend kat met een d en Tom had er ook geen plezier in. Robebt vond dan ook dat het spelen op het strand, het leven in de frissche zeelucht hun veel meer goed deed en de kinderen waren het met hem eens. Den eersten Zondagmiddag nam Robebt hen mee voor eene wandeling door de zoogenaamde manteling. Spoedig echter zat het drietal op eene bank uit te rusten. „Je merkt, dat het Zondag is, zonder dat het je gezegd wordt, vindt u niet, oom?" vroeg Tom. „Natuurlijk, door onze zondagsche klee- ren," antwoordde Annie, die het verruk kelijk vond, dat zij kant op haar japonnetje had. „Neen daardoor niet," vond Tom. „Omdat het zoo stil is." „Ja en door de kerkklok," voegde zija aardsch zusje er bij. „Kijk, Tom, zie je dat roodborstje. O, oom, pak dat vogeltje voor mij. Hé Tom vertel dat verhaal eens van het roodborstje. Ik weet het niet precies meer." „Neen, neen, nu niet," kwam Robebt haastig tusschenbeiden. „Laten wij nu verder wandelen." „Hé, ik houd zooveel van dat verhaal," pruilde Annie. „En het is heusch ge beurd, hé?" „Ja, ik geloof het wel, u ook niet, oom?" Maar oom's gedachten waren wegge- dwaald, zooals tegenwoordig dikwijls ge beurde. En weer stond hij in een tuin naast een mooi jong meisje, dat bloosde, als hij tot haar sprak, al had zij hem nooit te voren ontmoet. Weinig is de vrouw zich bewust van den invloed dien zij uitoefent, ten goede of ten kwade. Één woord, één blik veranderen soms het geheele leven van een man. En zoo was het met hem ge schied. Langzamerhand werd hij weer door het gebabbel der kleintjes tot de werkelijkheid teruggebracht. „Tom, weet je wat ik wou dat het niet zoo prettig was stout te zijn, jij ook niet?" „Ja ik ook. Maar later is het erg ver velend. 't Is werkelijk beter goed te zijn, Annie." Ja, het is beter goed te zijn. Deze woorden vonden weerklank inRoBEBï'shart en hij voelde dat zij waarheid bevatten. Onder de tallooze vrienden, die de kin deren zich in Domburg hadden gemaakt, behoorde ook Sinke, de badman. Na mijnheer van Voobst hielden zij het meest van hem, wat Robebt zeer vermaakte, want hij begreep niet, wat zij voor aantrek kelijks in hem vonden. Annie zeide, dat haar hals pijn deed, als zij naar hem keek,, want hij was heel, heel groot: „zes voet," vertelde hij haar met een breeden verge noegden glimlach. Annie bewonderde hem het meest in zijn rood baaien pak. Zij schonk hem allerlei gunstbewijzen, bewaarde koekjes voor hem en drong er soms zelfs op aan een krentenkoek voor hem te koopen en Sinke ontving die geschenken met de noodige deftigheid, hoewel zijn heldere oogen guitig flikkerden. Het heerlijkst vond Tom het als Sinke van schepen en booten begon te vertellen, dan legde hij het ventje alles uit, telkens en telkens weer met het grootste geduld. „Zou je ook op zee willen gaan in een boot, Tom p" vroeg Annie op een morgen. Het begon haar langzamerhand te vervelen altijd dezelfde verhalen aan te hooren. „Maar prettig zul je het niet vinden, want je zal erg ziek worden." „Kom, kom, juffertje," sprak de badman, „je broertje zou niet ziek zijn, hij zou het wat prettig vinden." „Je bent veel te groot Sinkh, om iets van kinderen te wetenik weet wel beter. Tom zou veel te bang zijn." „Ik geloof niet, dat ik bang zou zijn," antwoordde Tom, „dat wil zeggen als ik met Sinke ging en het niet stormde." Op dit oogenblik kwam oom Robebt op hen toe om hen te halen voor eene wandeling. Hij ving eenige woorden van het gesprek op en glimlachte. „Deze jongeheer wil op zee als het kalm is en dat jonge juffertje verlangt naar een storm," zeide de badman met een goed keurenden blik op Annie. „Kom, Tom, kom Annietje, ga je mee wandelen," vroeg Robebt. Beide kinderen namen afscheid van hun vriend en het drietal toog op weg naar de manteling. Wordt vervolgd Geiilustreerden Guide illustré Illustrated Guide Gids door de of verkrijgbaar en vente chez to be had bij alle tous les libraires at all booksellers boekhandelaren Prix Price voor 10 cent. 25 centimes. 10 cent. Antiquiteiten (Delftsch Aardew., Porselein, Zilverw.) W. fcr. BAL, Middelburg, Krommeweele L 27. J. A. WILLEKES DU BOIS, Middelb., L. St. Pieterstraat A 79. Apotheek. L. K. VAN DEB HAKST J.Jz., Middelb., Pottenmarkt K 412. Wed. A. A. NONHEBEL ZOON, Middelb., Langed. A 88.

Krantenbank Zeeland

Domburgsch Badnieuws | 1898 | | pagina 2