Groote Zaal van het Badpaviljoen.
CONCERT
WIENER DAMEN CONCERT ORCHESTER,
WAT ONS DORP TE TERTELLEN GAF,
Reisgelegenheden.
Dagelijks van Middelburg naar Domburg
een tramomnibus des nam. 1% ure (afrit
Groote Markt, Nederlandsch koffiehuis
J. M. van dee Haest) en terug van
Domburg des nam. 8'/, ure (afrit Hótel
Schuttershof). Prijs ƒ0,75 enkele reis
en 1,25 voor heen en terug op den
zelfden dag.
Hulp-Post- en Telefoonkantoor
te Domburg.
Hulp-Postkantoor:
Geopend: op werkdagen van 8,302.30
en 5,306,30 uren.
Op Zondagen van 7,tot 8,en van
10,3011,30 uren voorm.
Bodeloop MiddelburgDomburg.
Vertrek van Middelburg vrm. 3,55 nm.12,40
Domburg 5,10 1,55
Aankomst te Domburg 7,05 3,55
Middelburg 8,25 5,10
Bodeloop DomburgWestkapelle.
Vertrek van Domburg vrm. 7,15 nm. 4,
Westkapelle 3,50 12,05
Aankomst te Domburg 5,05 1,50
Westkapelle 8,25 5,15
Bodeloop DomburgAagtekerke.
Vertrek van Domburg vrm.7,15nm. 3,55
Aagtekerke 6,35 3,25
Aankomst te Domburg 7,10 4,
Aagtekerke 7,40 4,30
NB. Zondags vertrekken van Middel
burg, Domburg, Westkapelle, Oostkapelle
en Aagtekerke alleen de eerste posten.
Telefoonkantoor:
Geopend op werkdagen van 8,301,30 en
5,30—6,30 u.
Zondagen 1,30ll,30u.
Alles Spoortijd.
Wisselkantoor.
Tot wisseling van buitenl. muntspeciën
bestaat bij den heer H. M. Eesteloo gele
genheid.
Op Zeeduin is een cement lawntenis-
baan gemaakt, die, na aanvrage aan de
badgasten ten gebruike zal worden afge
staan.
AMUSEMENTEN.
Donderdag 15 Juli 1897,
te geven door het
Directrice Mevr. Maby Smeschkall.
Entrée f 0,50. Aanvang ten 8 uur.
Houders van kaarten hebben vrijen toegang.
Houders van dagkaarten met bijbetaling
van 25 cent.
In de leeskamer liggen de volgende
tijdschriften en couranten ter lezing:
TIJDSCHRIFTEN.
Ned. Spectator. Nederlandache Illustratie.
Illustrated London News. Uilenspiegel.
Punch. Hum. Album.
L'Ulustration. Eigen Haard
Journal Amusant. De Huisvriend.
L'Echo de la Semaine Nederland.
Ueber Land und Meer. Aarde en haar Volken
Reise- und Verkebrs-Zei- De Natuur
tung. De Navorscher.
Die Gartenlaube Vragen van den dag.
Fliegende Blatter. De Huisvrouw
Hollandsche Illustratie. Elsevier'sGeill.maandschr.
de Wereldkroniek.
COURANTEN.
Nieuws van den dag. Middelburgsche Courant.
Utrechtsche Courant Indépendance.
Nieuwe Rotterdammer. Le Figaro.
Algemeen Handelsblad. Kölnische Zeitung.
Weekblad Amsterdammer Courier de Schéveningue.
Zondagsblad. Dombnrgscb Badnieuws
Haarlemsche Courant.
Uit het kastje met boeken in de leeszaal,
dat weder met eenige werken vermeerderd
is kunnen badgasten, houders van toegang-
kaarten, dagelijks tusschen 11 en 12 ure
des voormiddags, boeken ter lezing krijgen,
mits men het nummer van het boek en zijn
naam teekene op eene lijst bij den kaste
lein voorhanden. Voor jeugdige lezers zal
door de ouders moeten worden geteekend.
doos
1) F. NAGTGLAS.
Der Mensch ist dem Menschen das
interessanteste.
Goethe In Wilh. Meister.
Om den vriendelijken lezer dezer schetsen
misschien onnoodige moeite te besparen,
wil ik hem meedeelen dat het dorp waar
van ik ga vertellen, op geen enkele kaart
te vinden is, zelfs niet op de nauwkeurige
kaart van Nederland, indertijd door het
Ministerie van Oorlog uitgegeven. Deze
vingerduiding moge voldoende zijn, dat
het is een vriendelijk dorpje in een lieve
streek niet ver van de duinen. De huizen
staan meest in een kring om de kerk en
zijn meerendeels slechts één verdieping
hoog, maar keurig netjes onderhouden,
met sfcoepfcuinfcjes vol bloeiende heesters
en boomen. Er zijn behalve den kerkknng
vier straten in ons dorp naar de wind
streken genoemd, met schilderachtige verge
zichten, afwisselend op bosschen, weilanden,
korenvelden als gevat in een lijst van
vaalgroene hobbelige duinheuvels. In het
midden is de begraafplaats door een laag
bouwvallig muurtje met twee hekjes
afgesloten van de straat, en waar onder
tallooze grasheuveltjes, sedert eeuwen het
stof der dorpelingen is ter ruste gelegd.
Enkele grauwe staande zerken zijn in den
loop der jaren schier weggezonken in den
lossen bodem en verscholen onder gras
en onkruid. Midden op den godsakker
staat de kerkeen overoud gebouw in
den gang der eeuwen meniginalen veranderd
en verbouwd met steenen van allerlei
vorm en kleur, aanwijzende hoe hier een
laag boogpoortje is dicht gemetseld, of
kleine lucht of lichtramen in de dikke
muren zijn gebroken. De drie spitsboog
vensters aan iederen kant, zijn voorzien
van kleine in lood gevatte ruitjes, waarvan
enkele nog kleurige fragmenten aantoonen
hoe zij vroeger met wapens beschilderd
waren. Het geboortejaar onzer kerk schijnt
niemand meer te weten en het scherpzienst
oog is niet in staat om het opschrift te
ontcijferen, op een zerk gebeiteld onder
den hoofdingang van den toren, maar
schier geheel uitgewischt door de sloopende
hand des tijds. Die breede deur brengt ons
eerst in een hoog portaal, waarin tal van
leeren brandemmers, ladders, haken en
andere benoodigdheden van de in een
schuurtje tegen den kerkmuur geplaatste
brandspuit wordt bewaard; nevens dat
schuurtje is een knekelhuis, half gevuld met
vermolmde schedels en beenderen welke heel
wat te denken geven.
De kerk is ruim maar kaal; tegen de
muren zijn banken met lessenaars, waarop
in leder gebonden erg versleten en bedui
melde kwarto bijbels liggen. De aan de
preekstoel grenzende bank is van den
ambachtsheer, door twee verkleurde groene
gordijntjes afgesloten en van boven met
een gebeeldhouwd wapen prijkende. De
preekstoel is van donker eikenhout zoo
eenvoudig mogelijk, maar rust op een
hardsteenen doopvont, volgens overlevering
uit den tijd toen het Christendom hier
eerst werd verkondigd. In de gangpaden
tusschen de banken en de reien ouder-
wetsche keukenstoelen met versleten veel
kleurige kussens belegd, liggen enkele
grafzerken, met afbeeldingen en opschriften.
Sedert eeuwen stappen en schuifelen er
menschen overheen, maar misschien zijn
de tranen nog talrijker eens gestort op
het stoffelijk overschot onder die zerken
rustende. Boven de stoelen hangen drie
met wapens prijkende koperen kroonen,
waarop des winters bij avondgodsdienst
oefening vetkaarsen worden aangestoken,
en dan ziet het gebouw met zijn geheim
zinnige hoeken en schemerende schaduwen
er zoo schilderachtig uit, dat men zich
geen geschikter plekje om te droomen
kan voorstellen. Onwillekeurig komt dan
voor den geest, wat er in dit eenvoudige
bedehuis al gedacht, gezegd en gedaan is,
sedert een priester met stola en miskleed,
voor het eerst het: „Gloria in excelsis
Deo" aanhief, en het: Veni creator spiritus!
op een geheel andere wijs werd vervuld
dan de kerk zich toen had voorgesteld.
Aan den westkant van het gebouw staat
de toren, een stevige steenklomp, vrij
hoog met klimop begroeid. De tijd heeft
diepe spleten in het metselwerk gegroefd,
waarin nesten gebouwd zijn door vogels,
die nu en dan klapwiekend zeilen om de
leien met mos begroeide korte spits. Door de
galmgaten kan men de groen bronzen klok
zien aan de Moeder Gods gewijd. Die klok
is al van heel wat getuige geweest, sedert
haar volle toon voor het eerst ver in het
rond had geklonken, en spoedig daarna
had zij geklept, omdat er oorlog in het
land was.
Een kwartiertje buiten het dorp verheft
zich een heuvel bij eene boerderij het Hof
genaamd, en op die hoogte staan eenige
oude olmen een paar muurbrokken belom~
merende. Dat is alles wat er overbleef van,
een aanzienlijk slot voor eeuwen door een
roofridder bewoond, die met zijn booze
gezellen het landvolk in den omtrek
verdrukte en allerlei ongerechtigheden,
bedreef. Eindelijk werd het zóó erg,
dat de graaf van Holland en Zeeland zich
er mede ging bemoeien. Onder bevel van
zijn Rentmeester werd krijgsvolk naar het
kasteel gezonden en de lang verdrukte
landzaten door klokgelui bij elkander
geroepen. Na feilen strijd werd de burcht
ingenomen en verbrand en de booze ridder
i gegrepen, naar de hoofdstad gevoerd,
veroordeeld en onthoofd. Sedert is het
op dien berg niet pluis en onze ontvanger,
van wien wij straks zullen verhalen,
beweert dat hij bij nacht eens daar voorbij,
komende, een witte spookachtige gedaante
tusschen boomen en muurbrokken heeft
zien zweven, wat volgens den dokter, wel
niets anders zal geweest zijn, als een uit
de weide ontsnapt kalf.
Van onze dorpsgenooten sprekende,
betrachten we het: a tout seigneur, tout
honneur en vangen aan met onzen burge
meester, of de schout, gelijk hij nog door
oude boeren wordt betiteld. Hij woont
aan het einde van de Noordstraat in een
klein knap huisje, waarnevens een smederij
en travalje staat, want onze boerenpapa
is tevens hoef- en kachelsmid. Nu weet
ieder dat een smid op een dorp heel iets
anders is dan een smid in de stad. Er
is in dat bedrijf buiten iets ernstigs, iets
zwijgends, iets achtbaars, zou ik haast
zeggen, meer dan in eenig ander ambacht.
Het klinken op het aanbeeld, het grommen,
van den blaasbalg in de half donkere nu
en dan plotseling schel en hel verlichte
smidse, wekt geheel andere gewaarwor
dingen, dan de werkplaats van den
schilder, of de schuur van den timmerman.
Onze Edelachtbare weet de beide be
trekkingen uitnemend te vereenigen en
van goederhand heb ik wel eens vernomen
dat de gouverneur ergens moet gezegd
hebben, dat onze gemeente een der best
bestuurde van de geheele provincie was.
Ons dorpshoofd is een kloek stevig man
die de zestig reeds achter den rug heeft.
In de week is hij uiterlijk zwart als roet,
maar innerlijk rein als pas gevallen sneeuw.
Hij is hard van handen, maar zacht van
gemoed, wat zijn vol vriendelijk oog weer
spiegelt. In het dorp gaat alles geregeld
en goed en worden recht en gerechtigheid
behoorlijk gehandhaafd, maar of zulks
precies naar de wettige vormen geschiedt,
zou ik niet durven verzekeren.
Zoo had een bengel van twaalf jaren
eens zes eieren van een arme weduwe weg
genomen en opgeslurpt. De champetter
kwam er achter en bracht den zondaar bij
den burgemeester, die met hoog opge
stroopte mouwen op een gloeiende staaf
stond te hameren, zoodat de vonken ver
in het rond sprongen. „Kereltje." zei de
schout, terwijl hij den jongen met duim
en wijsvinger bij een oorlel pakte, met een
kracht als of hij' een ijzeren nijptang be
zigde, „je bent op weg om voor de galg
op te groeieneen arme vrouw haar eieren
te ontstelen, foei, je moest je schamen."
Toen bracht hij den schreeuwenden en
schreijenden jongen, die rood en paars van
pijn werd, bij den blaasbalg en liet hem
trekken dat tranen en zweetdruppels als
om strijd langs zijn wangen biggelden,
terwijl de oude heer rustig aan het werk
bleef. Na een half uurtje moest de veld
wachter den jongen naar de weduwe bren
gen om vergiffenis te vragen, en de arme
vrouw namens den burgemeester een
zesthalf brengen voor de gestolen eieren.
Wordt vervolgd.)