DANSMUZIEK.
Kinderbal tot 9 uur.
Entree 25 cent. Aanvang 1 unr.
VERTELLINGEN UIT DE OUDE DOOS.
DANSMUZIEK.
AAN ZEE.
Openbare Godsdienstoefening.
Zondag 4 Augustus.
Ned. Herv. Gemeente.
Voorm. Geen dienst.
Nam. 2 uur Ds. Westebbeek van Eebten,
van Serooskerke (Avondmaalbediening).
Gereformeerde Kerk.
Voorm. 9 uur Db. B. B. van den Hoobn.
Nam. 2 uur Ds. B. B. van den Hoobn.
Boomscb-Katholieke Kerk.
Godsdienstoefening voorm. 10'/2 uur.
Keisgelegenbeden.
Dagelijks van Middelburg naar Domburg
een tramomnibus des nam. 1V2 ure (afrit
Groote Markt, Nederlandsch koffiehuis
J. M. van deb Haest) en terug van
Domburg des nam. 8% ure (afrit Hotel
Schuttershof). Prijs 1,enkele reis
en f 1,25 voor heen en terug op den
zelfden dag.
Wisselkantoor.
Tot wisseling van buitenl. muntspeciën
bestaat bij den heer H. M. Kesteloo gele
genheid.
AMUSEMENTEN.
Zaterdag 3 Augustus 1895,
Houders van kaarten hebben vrijen toegang.
En liet me, in droefheid hier alleen.
Uw stof'lijk deel werd weggebracht,
'tWerd donk're nacht
Maar 't beter deel dat ik zoo lief had,
Uw liefde, die mij nooit vergat,
Kan die ook sterven? Dat vergaan?
Moet 'k altijd eenzaam blijven staan
Is dan in 't leven, is in 't eindeloos heelal
Waar stofjes, goud; werelden stipjes zijn,
Alles slechts schijn?
Ofook een plaats waar 'k U ge
liefde, weer vinden zal
Geen antwoord ach, op al ons vragen,
God's wil is dat wij zwijgend dragen.
Zacht ruischt de zee,
Mijn ziel zucht mee.
Geliefde, gij zijt heengegaan!
In diepen weemoed blijf ik staan.
Met stillen eerbied kniel ik neer
En, 'k waan me op nieuw door liefde om
geven,
Ja 'tis of eng'len mij omzweven
En, wijl'k nog stamel: WaarP Wanneer?
Ruischt zeeg'nen mij het godswoord tegen
„Zij zwaar uw deel
U rest nog veel,
In liefhebben is troost gelegen."
Zacht ruischt de zee,
Mijn ziel, heb vree.
Abno.
Domburg, Juli 1895.
1) door
WILLEBRORD.
EENE FIGURANTE.
op hunne zwart gelakte petten te oordeelen,
studenten derUtrechtscheHoogeschool. Do
liefelijke omtrek en het schoone lenteweer,
scheen tot vreugde te stemmen; zoo dat
hun geschater telkens over het plein klonk,
waarom een gezelschap eerzame burger
lieden, die met een ouderwetschen kiereboe
uit rijden waren, liever in de gelagkamer
bleef zitten, dan zich buiten te wagen
aan de grappen der opgewonden jongelui.
Er stonden reeds eenige ledige Rijnwijn
flesschen onder de tafel en menige dronk
was ingesteld en met handgeklap en hoezee
begroet. „Mijne heeren", riep een der
vroolijkste studenten, die op een stoel was
geklommen„Wij zijn onvergefelijk achte
loos geweest, we zitten hier te toasten
uit den treuren en niemand heeft nog
een glas opgeheven ter eere der Diva
Louisa, die wij allen min of meer huldigen,
zonder daarom aan onzen kameraad Adolf
von Böhlen te willen betwisten, dat hij
een wit voetje heeft bij die eenige schoone.
Aan haar, meneeren, het mooiste en
waarschijnlijk ook het liefste van alle lieve
meisjes, zij dezen dronk gewijd." Onder
daverende toejuiching werden de glazen
ad fundum geledigd.
„Aan u om te antwoorden Adolf, riepen
eenige stemmen. Gij hebt u gemaakt tot
den ridder dezer hartenkoningin, maar
daarover behoeft gij u niet te schamen,
want Louise is de kroon der schepping?
„in liefde en zachtheid des maanschijfs
evenbeeld", declameerde er een.
„Loop naar de maan met uw maanver-
gelijking, vergelijk die engelin liever bij
een zon, glinsterend, glanzend, gloeiend,
goddelijk".
„Maar een hart met ijs omschorst,
koud en onbereikbaar als de pool", zei de
andere. „Als de rechte Jozef maar eens
komt, zal het ijs wel smelten. Denkt ge
dat niet. Adolf? Deze had aan dit
gesprek geen deelgenomen en hij beant
woordde den dronk niet. Het onderhoud
nam een andere wending; daarna werd
het Io Vivat staande gezongen en met een
Vivat Academia besloten. Maar wie was
die Louise, die de hoofden en harten dier
jongelieden in beweging bracht, en wie
was Adolf, wiens gemoed het meest door
haar getroffen scheen. Luister! ik zal het
u verhalen.
Louise was een jonge figurante, die ook
als hulpnaaister dienst deed, bij een
reizend tooneelgezelschap, dat in Utrecht
voorstellingen gaf. Hoewel bij de uit
voeringen steeds op den achtergrond, gelijk
haar nederige stelling medebracht, hadden
haar schoone gestalte, bevallige vormen,
vriendelijk fijn besneden gelaat en indruk
wekkende blik, door een toevallige om
standigheid, de aandacht der studenten
getrokken en tot hare onbeschrijfelijke
ontsteltenis, was reeds meer dan eens haar
bedeesd op het tooneel verschijnen door
een daverend applaudissement begroet.
Niemand scheen sterker met haar ingeno
men, dan een jong Duitscher uit de Rijn
provinciën, die zijne studiën te Utrecht
was komen voltooien en wiens kameraad
schap, goedhartigheid, kunde en ruime
beurs hem algezien maakten. Adolf von
Böhlen, zoo heette de jongeling, stelde
altijd hartelijk belang in het lot zijner
vrienden, doch sprak nimmer van eigen
omstandigheden, wat hij met opzet scheen
te ontwijken. Hoewel doorgaans vroolijk
en opgewekt, kon hij soms buien hebben
van sombere neerslachtigheid, zoodat zijn
intiemste kennissen wel eens meenden,
dat er een verborgen leed aan zijn hart
knaagde, of misschien eene overgeerfde
zwartgalligheid donkere schaduwen wierp
over zijn zieleleven.
Adolf was een getrouw bezoeker van
den schouwburg, en in zijn club had hij
met vuur de stelling verdedigd, dat de
komedie als een schilderij des levens is
en eene treffelijke leerschool voor het
aankomende geslacht. Zijne kennissen had
den spoedig bemerkt, dat hij in de laatste
maanden nog stiller dan gewoonlijk was
en met de scherpzinnigheid aan jongelieden
eigen, ook nagevorscht, dat de schoone
figurante „la belle Louise" zoo als zij
zeiden, hem volstrekt niet onverschillig
was.
(Wordt vervolgd.)
Woensdag 7 Augustus 1895.
te geven doob de heeben
A. DE JONG, Muziekonderwijzer te Mid
delburg, Viool, en
K. J. DE JONG, student te Utrecht, Piano.
Programma.
1. KREUZER SONATE
(piano en viool) Beethoven.
Adagio e Presto.
b. Andante con variazioni.
c. Finale (Presto).
2. a. ADAGIO (voor viool). Mozabt.
6. TJNGARISCHE TaNZE
(voor viool)Beahms.
PAUZE.
3. a. NOCTURNE in Des
(voor piano) Chopin.
b. SPANISCHER TANZ
(voor piano) v. Beücken Pook.
c. POLONAISE (voor
piano)Liszt.
4. FANTAISIE in C Dur
Op. 159 (piano en viool) Schubebt.
Entrée 50 cent. Aanvang 8 uur.
Houders van kaarten hebben vrijen toegang.
Houders van Dagkaarten met bijbetaling
van 25 cent.
Zaterdag 10 Augustus 1895,
Kinderhal tot 9 uur.
Entrée 25 cent. Aanvang 7 uur.
Houders van kaarten hebben vrijen toegang.
"Woest bruischt de zee
Mijn ziel klaagt mee,
Want ach geliefde, gij gingt heen!
Door smart verpletterd, sta 'k alleen.
't Gordijn viel neer voor 't groot geheimnis.
Schrik, ja ontzetting grijpt mij aan
En, 'k staar U aan
Ofwat van U gebleven is
Droef ruischt de zee
Mijn ziel schreit mee,
Want ach geliefde, gij gingt heen!
Even voorbij het dorp Vleuten, een
groot uur van Utrecht, verheffen zich de
grootsche bouwvallen van het aloude ridder
slot de Haar. Eeuwen geleden verhief
zich te midden dier vruchtbare akkers,
een machtige burcht en niet altijd kon de
landman daar rustig den ploeg sturen
door rijke korenvelden of zijn vee gerust
zien weiden in welige graslanden. Telkens
kwamen woeste krijgsknechten den oogst
rooven of vertreden, en werd het vee naar
het naaste legerkamp gedreven. Dikwijls
moest hij erger gevolgen ervaren, werden
huizen en schuren verbrand en mocht hij zich
nog gelukkig rekenen, wanneer hij er het le
ven afbracht, en arm en berooid een schuil
plaats vinden kon in een naburig dorp.
In de buurt van dit kasteel, werd menige
felle kamp gestreden; in de diepe grachten
van het slot, thans half door puin gevuld,
vonden ridders en soldenieren den dood.
Maar eeuwen zijn voorbijgegaan, sinds
de laatste wapenkreet over die thans zoo
eenzame velden klonk. Na door het vuur
geblakerd te zijn, heeft de stille rustelooze
werking van den tijd de dikke muren
gesloopt en de herinnering aan die bloedige
gevechten zou uitgedoofd wezeD, en alleen
in oude kronieken verscholen, indien de
landman, bij het graven van greppels en
sloten, niet soms sterk verroeste overblijf
selen opwierp van oude wapenrustingen,
en dan dacht aan de overleveringen aan
gaande het slot, waarvan zijn grootmoeder,
lang geleden, in winteravonden wel eens
had verteld. (1)
Van de ontzaglijke puinhoopen des
kasteels is, niet ver van daar, een knappe
boerenherberg gebouwd, welke er, met
den lindenboom vóór de deur, de wit,
rood en groen geschilderde luiken, de
glanzende bierkannen boven de toonbank
en het knappe boerinnetje dat bedient,
zóó aanlokkelijk uitziet, dat men na een
klauterpartij over de steenhoopen, maar
moeilijk de verzoeking zal kunnen weer
stand bieden, om een poos uit te rusten.
Op een namiddag in het laatst van
April 1842, zaten onder het dichte loof
van genoemden boom vijf of zes jongelingen,
naar hun uiterlijk en de faculteitskleuren
(1) In de laatste jaren is deze bouwval door
den architect Dr. Cuijpers, op last van den
eigenaar Baron van Zuijlen van Nyevelt te
Parijs, weder tot een middeleeuwsch kasteel ge
maakt.