MTE ZAAL VAN HET BADPAVILJOEN
DANSMUZIEK.
Wenken bij het redden van drenkelingen.
GRAAF WILLEM Y OP DUNO,
Openbare Godsdienstoefening.
Zondag 21 Juli.
Ned. Herv. Gemeente.
Voorm. 9'/2 uur Ds. W. v. Gbiethüijsen.
Nam. Geen dienst.
Gereformeerde Kerk.
Voorm. 9 uur Ds. B. B. van den Hoobn.
Nam. 2 uur Ds. B. B. van den Hoobn.
Men verzoekt ons het volgende te willen
mededeelen
Op verlangen en na machtiging van
Z. D. H. den Bisschop van Haarlem zal
op Zondag 21 Juli, 's morgens te half elf
ure, door den WelEerw. Heer Pastoor te
Middelburg, ook te Domburg eene gele
genheid worden geopend, waar Roomsch-
Katholieken op Zon- en Feestdagen hunne
Godsdienstplichten kunnen volbrengen.
BADSTOELEN
te huren tijdena den badtijd:
gedurende den tijd,datde huurder achter
eenvolgend den stoel bezet houdt f 0,10
per week1,
maand3,
seizoen 6,
Wisselkantoor.
Tot wisseling van buitenl. muntspeciën
bestaat bij den heer H. M. Kestedoo gele
genheid.
Zaterdag 27 iuli 1895.
Kinderbal tot 9 uur.
Entrée 25 cent. Aanvang 7 uur.
Houders van kaarten hebben vrijen toegang.
Spring nooit onbedachtzaam tot iemands
hulp te water.
Neem den tijd om u van jas en schoenen
te ontdoen.
Maak in dien tijd, al starende op den
drenkeling, uw plan op.
Wees niet zenuwachtig, maar gebruik al
uw tegenwoordigheid van geest.
Nader den drenkeling van achter, roep
hem geruststellende woorden toe en
wacht tot dat zijn spartelen verflauwt.
Grijp hem dan bij haren of halskraag, laat
hem op den rug liggen, met het hoofd
eeD weinig boven water, en zwem zelf
op den rug naar het eerste het beste
vaste punt.
Is het om een paar slagen te doen, dan
kan men den drenkeling ook voor zich
uitduwen.
Wie, ondanks alle voorzorg, toch door den
drenkeling gegrepen wordt, en zich niet
terstond kan losrukken, late zich zakken,
opdat de drenkeling door benauwdheid
gedreven wordt los te laten.
Wie naar een gezonkene duikt, heeft de
meeste kans hem te vinden, door zich
plat op den bodem, met de armen uitge
strekt, voort te bewegen.
Een touw zich om het lichaam te laten
binden, voor dat men gaat redden, is
niet laf, maar voorzichtig.
De Nedeblandsche Zwembond.
(1349-13SO.)
De toegang tot deze bezitting is betrek
kelijk nieuw. Een tamelijk smalle strook
grond leidde naar het op een vrij grooten
afstand van den weg liggende goed, waar
van hier sprake is. Van het besproken
hek loopt een recht eind weg naar den
kant van het dorpin het verlengde
daarvan, en derhalve daarmede eene rechte
lijn vormende, lag de oprijlaan naar het
huis Oostkapelle, dat in de zeventiende
eeuw werd aangelegd, en nog een andere,
evenzeer met beelden versierde poort had,
op het dorp, ter zijde van den toren.
Eer nu die lustplaats bestond en de
rijweg daarmede verbonden was, liep de
toegang naar Duno anders. De weg, die
thans ter zijde van den straatweg tusschen
Groot-Middenhof en Ipenoord ligt en
naar Overduin en Zeeduin gaat, brengt
ook naar Duno. Vandaar gaat hij langs
de duinstreek door de aanzienlijke goederen,
die aan elkander grenzen tot binnen het
gebied van Domburg.
Een der graaflijkheids-rekeningen, in
het Rijksarchief bewaard, is gemerkt II, 5
en bevat de contra-sommen betreffende de
uitgaven, gedaan tijdens het verblijf, te
Middelburg van Hertog Willem van
Beijeben, als graaf van Holland en Zee
land de vijfde van dien naam. Daaruit
vernemen wij, dat de vorst, in den winter
van 1349 op 1350 niet minder dan twintig
maal uit de hoofdstad van Bewesten-Schelde
zich begaf naar Duinhovede. Dit Duin-
hove, Duinhoeve, bij verkorting Duino,
en in de volkstaal Duno geheeten, ligt
een paar uren van Middelburg. De weg
daarheen, eer nog vóór een zestigtal jaren
de straatweg gelegd was, die van Seroos-
kerke naar Domburg loopt, werd destijds
bij wintertijd slecht genoemd, en de
gansche reis moet in de middeleeuwen
bezwaarlijk geweest zijn, te meer daar ook
de Noord weg, tusschen de stad en Seroos-
kerke, eerst in de zeventiende eeuw bestraat
werd. De aldus weinig aantrekkelijke
tocht, in zulk een jaargetijde zoo vaak
herhaald, getuigt dat daartoe eene bijzon
dere aanleiding bestond. Echter zou dit
vermoeden dezer gewichtige oorzaak geen
onderzoek voor het nageslacht wettigen,
als niet de gelijktijdige en onmiddellijk
daaropgevolgde gebeurtenissen de betee-
kenis der landsheerlijke bezoeken aan dit
leengoed gaven. Wij willen trachten aan
te toonen, dat de rust en de veiligheid
van vorst en volk toen op het spel stonden,
en dat het aldaar behandelde onderwerp
niets minder was, dan het lot der graaf
schappen, waarop de vloek van den burger
krijg zou nederdalen, die een aantal
menschengeslachten in een poel van jamme
ren zou nederstorten.
Duinhove was het westelijkste punt,
tot waar de leengoederen van Wolïaaet
van Bobbelen zich uitstrekten. Beginnende
daar waar ongeveer de latere Oranjepolder
ligt, strekten zich die bezittingen langs
de oostzijde en de noordkust van Wal
cheren uit. Zij bevatten de opkomende
parochie van Vere, het vorstelijke slot
Zandenburg, de heerlijkheid Zandijk, den
pas ingedijkten Polder, waar het wonder
doende beeld van Onze Lieve Vrouwe
in de kerk vereerd werd, zelfs door de
ondernemende zeevaarders van het veraf-
gelegene Bretagne. Een krans van latere
indijkingen der Veersche baronnen lag
tegen den duinkant. Duno grensde aan
het ambacht van den Middelburgschen
Prelaat, in de parochie van Oostkappel.
Maar nog westelijker bezat heer Wolfaaet
een eigen goed, waarvoor hij later ook
den graaf leenhulde deed: Duinbeke, een
versterkt huis met grachten en bruggen,
in een oorspronkelijk onafhankelijk gebied,
dat echter niet grooter was dan vier
gemeten, buiten de omwalling. Dit paalde
aan Westhove, zoodat de vroegere dynast,
te Zandenburg, als leenman der graaflijk
heid de buurman was van den rijken
kerkvoogd. Machtig en talrijk waren de
verwanten van dezen Borsselenniet
alleen bestond de Burggraaf van Zeeland,
heer van Voorne, hem in den bloede,
maar zelfs werden de heeren van Zanden
burg ooms of neven van den Landsheer
betiteld.
Zulk een man was thans de gastheer
van Willem van Beijeben-Wittelsbach,
den zoon van keizer Lodewijk.
Willem de Viebde sneuvelde in Fries
land, gelijk ieder lezer van De Roos
van Dekama weet. Hij liet geene kinderen
na. Door pronklievendheid van zijn vader
en zijn eigen praalzieke onvoorzichtigheid,
waren de geldmiddelen zijner reeds toen
spreekwoordelijk rijke erflanden Holland
en Zeeland meer dan uitgeput. Wat nog
erger was, er heerschte groote ontevreden
heid in den lande bij den hoogeren en
lageren adel en in de grootere en de nog
naar ontwikkeling strevende steden. Om
den toestand in weinig woorden te schetsen,
zij het voldoende te zeggen, dat de nieuwe
Europeesche maatschappij zooal niet reeds
in tallooze onderlinge veeten de wapenen
tegen elke mededinging in de worsteling
om gezag en vrijheid gericht had, dan zeker
gereed was tot al de gruwelen van een
alomheerschenden burgerkrijg.
Een enkel woord, om den benarden toe
stand der geldmiddelen eenigermate te
verklaren in het „rijke" Holland, en wel
sinds het optreden der graven uit het
huis van Henegouwen. Na de ramp
spoedige tijden, vooral sedert den moord
van Flobis V en de oorlogen met Vlaan
deren, kwam Willem de Goede aan de
regeering. Hij was op het slagveld en
in het steekspel bekend als „de Ridder
der Eere". Onder zijn bewind was de
welvaart eerder vergroot dan afgenomen.
Om den stand op te houden, die hem
aan zijn zwager den keizer en de met
hem verwante koningen van Frankrijk en
van Engeland gelijk moest doen schijnen,
nam hij voorschotten op zijne inkomsten
op en leende geld van edelen en steden.
Vooral de opkomende gemeenten voorzagen
hem van de middelen om te schitteren.
Lang heeft men te veel gehecht aan den
letterlijken inhoud der brieven van prefi-
legiën, waarmede hij degenen begiftigde,
die hem aan geld hielpen. Niet uit de
brieven maar uit de rekeningen van land
en stad, blijkt dat die zoogenoemde prinse
lijke goedertierenheid niet meer dan een
finantieel gescharrel en een daad van
koopmanschap was. Het geval had over
het algemeen deze toedracht. De Lands
heer had een oorlog of een tournooi op
't oog. Hij zond vertrouwelingen uit om
te zien, „hoe men best geld fineeren
conde". Als deze lastige vraag beantwoord
was en reeds toen waren de kooplieden
daartoe in staat werd eene som bijeen
gebracht, en daarvoor een tol of een
schatting, die nog in te vorderen was,
te pand gegeven. Deze inkomsten verloor
de graaf dus ten minste voor een jaar.
Dan begreep de regeering derzelfde stad,
dat Onze genadighe Here nog wel zin
zou hebben, om een voorrechtbrief te
geven, een vrijstelling van tol, het benoe
men in ambten of zoo iets. Ook deze koop
werd gesloten, het bedrag voldaan, en de
graaf had weer zijn gezag en zijne inkom
sten verminderd. Daarop bedacht de
Landsheer nog iets, toevallig ziende, dat
hij aan een goed kantoor was, en hij had
juist nog wat noodig, zoodat er eene derde
negotiafcie ontstond. Als wij nu, om alleen
dit voorbeeld te noemen, onzen ridderlijken
vorst op een steekspel in Frankrijk ont
moeten, waar hij zich roemvol onderschei
den had, en prinselijk „alle die ridderen
ende cnapen den cost gaf", dan beduidt zulk
een onthaal niet veel minder, dan dat hij
zich, bloot uit vechtlust, in een oorlog
had gestoken, waar hij weinig buit of
gevangenen maakte en menigeen der
zijnen van den overwinnaar tegen losprijs
vrijkoopen moest. Nu getuigt men van
Willem III, dat hij hierbij toch met veel
overleg te werk ging, maar zijn zoon en
naamgenoot had door woeligheid en krijgs-
lust in acht jaar tijds 's lands finantiën
geheel te gronde gericht.
En, wat van heel veel meer beteekenis
was, en hetgeen wij hier nauwelijks kunnen
aanstippen, laat staan verklaren of beschrij
ven, er was eene algemeene sociale omwen
teling ontstaan, die langzamerhand en als
onzichtbaar aangevangen, zich overal ver
spreidde en bij de eerste aanleiding in
een oorlog van stand tegen stand, en
landzaat tegen landzaat zou losbarsten.
(Slot volgt,)
Amsterdam. J. G. Fbedebiks.
In een lagere school afgeluis
terd:
De onderwijzeres heeft verteld. O! zoo
mooi verhaald van de schoone slaapster
in het bosch en hoe de betooverde prinses
door den prins werd wakker gemaakt en
hem beloonde met een kus. Om te hooren
of er goed toegeluisterd is, vraagt de
juffrouw „kinderen, wat wilde de schoone
slaapster dat de prins haar geven zouP"
Algemeene stilte. „Komt, kinderen, denkt
eens na, wat krijgt ge 'a morgens het eerst
van uw moeder als ge opstaat P" Er gaat
een hand naar boven. „Nu zeg het dan.
maar." Levertraan juf!