GROOTE ZAAL VAX HET BADPAVILJOEN.
DANSMUZIEK.
Reisgelegenheden.
Dagelijks van Middelburg naar Domburg
een tramomnibus des nam. 1 ure (afrit
Groote Markt, Nederlandsch kofEebuis
J. M. van dek Haest) en terug van
Domburg des nam. 8% ure (afrit Hótel
Schuttershof). Prijs 1,enkele reis
en 1,25 voor heen en terug op den
zelfden dag.
BADSTOELEN
te huren tijdens den badtijd:
gedurende den tijd, dat de huurder achter
eenvolgend den stoel bezet houdt f 0,10
per week1,
maand3,
seizoen6,
Wisselkantoor.
Tot wisseling van buitenl. muntspeciën
bestaat bij den heer H. M. Kesteloo gele
genheid.
AMUSEMENTEN.
Vrijdag 19 Juli 1895,
Kinderbal tot 9 uur
Entrée 25 cent. AanvaDg 7 uur.
Houders van kaarten hebben vrijen toegang.
Badpaviljoen met groote zaal,
biljartzaal, leeskamer, damessalon met toren,
belvedère en ruime veranda's.
In de leeskamer liggen de volgende
tijdschriften en couranten ter lezing:
TIJDSCHRIFTEN.
Ned. Spectator.
Illustrated London News.
Punch.
Bow Bells.
Ii'IJlustration.
Journal Amusant.
Le Petit Parisien
Ueber Land und Meer.
Reis- und V erkehrs-Zei-
tang.
Die Gartenlaube.
Fliegende Blatter.
Hollandsche Illustratie,
de Wereldkroniek.
Nederlandsehe Illustratie.
Uilenspiegel.
Hum. Album.
Eigen Haard.
De Huisvriend.
De Gids.
Nederland.
Aarde en haar Volken.
De Natuur.
De Navorscher.
Vragen van den dag.
De Huisvrouw.
De Dageraad.
Elsevier's Geill. maandschr.
COURANTEN.
Nieuws van den dag. Haarlemsche Courant.
Utrechtsche Courant. Middelburgscbe Courant.
Nieuwe Rotterdammer. Indépendance
Algemeen Handelsblad. Kölnische Zeitung.
Weekblad Amsterdammer. Courier de Schéveningue.
Zondagsblad. Domburgsch Badnieuws.
TJit het kastje met boeken in de leeszaal,
dat weder met eenige werken vermeerderd
is kunnen badgasten, houders van toegang-
kaarten, dagelijks tusschen II en 12 ure
des voormiddags, boeken ter lezing krijgen,
mits men het nummer van het boek en zijn
naam teekene op eene lijst bij den kaste
lein voorhanden. Voor jeugdige lezers zal
door de ouders moeten worden geteekend.
Uitstapjes per rijtnig:
Naar de steden Middelburg, Vlissingen,
Veere en door het eiland Walcheren.
Zoowel te Domburg als, te Middelburg
bestaat er gelegenheid tot het huren van
rijtuigen, tegen vaste prijzen.
NB. Het overrijden over Zeeduin is, na
verkregen vergunning, veroorloofd, doch
alleen in de richting van het achterhek
naar het voorhek.
Domburg heeft alzoo ook, evenals
zoo menige andere plaats, zijn geillustreerde
briefkaart gekregen; met eene afbeelding
van de kerk, het raadhuis en het kasteel
Wesfchove. Het is te hopen, dat deze
onderneming zoo wel zal slagen, dat de
eerste proeve weldra door eene tweede
gevolgd wordt en dat de illustratiën dan
blijken zullen dragen, dat Domburg eene
badplaats en in een boschrijk oord gele
gen is.
Uitstapjes te voet:
Naar de manteling en door het overbosch
van de buitenplaats Duinvliet terug
(l/2 uur).
Naar de manteling over het landgoed West-
ho ve en door het Overbosch van Duinvliet
terug uur).
Naar het landgoed Schoon-oord (langs den
straatweg), vervolgens links af, en door
de bosschen van het landgoed Duinbeek
of van Berkenbosch terug (l!/a uur).
Naar de Oranjezon, door de manteling ach
ter Westhove en terug langs het land
goed Zeeduin. (3 uur.)
Naar Aagtekerke en over Oostkapelle terug
(2 uren).
Naar Westkapelle en over Aagtekerke j
terug; de zeedijk en lichttoren te bezien
(3V2 uren).
Aan de bezoekers der badplaats is het
wandelen over deze landgoederen door de
eigenaren welwillend vergund.
i) GRI1F WILLEM V OP DÜNO,
(1349-13SO.)
Als men langs den weg van Serooskerke
naar Domburg het dorp Oostkappel nadert,
ziet men aan de rechterhand een pleintje,
ter weerszijden met hout begroeid en
overigens met gras bedekt. Hier is een
der talrijke pleisterplaatsen voor de spele-
rijders uit de stad, die ondernomen hebben,
wat al bijna drie eeuwen lang eene Dom-
burgsche „reijse" heette. Daar was ruimte
en schaduw genoeg om de voertuigen en
paarden te zetten en de veelal luidruchtige
stedelingen legerden zich op het grasperk.
Het plekje heeft door zijne gedaante in
de leer der figuren den naam van een
gelijkbeenig trapezium; de basis steunt op
den rijweg en de opstaande zijden waren
opzettelijk zoo schuin gemaakt om er van
weerskanten op te kunnen rijden. Ontelbare
gezelschappen hebben daar gepleisterd, en
het was inderdaad een lust om de vroolijk-
heid van zulk eene rustende karavaan te
aanschouwen. De rijtuigen waren van
eene eerbiedswaardige afmeting en droegen
alle kenteekenen van dikwijls te hebben
blootgestaan aan de sloopende invloeden
yan weer en wind. De paarden waren van
zulk een ras en verkeerden in zoodanigen
toestand, dat geen der welvarende boeren
in den omtrek zulk een dier in zijne weiden
geduld zou hebben. De koetsiers hadden
gewoonlijk geen ander li verei dan eenrooden
neus, en het geheel der vervoermiddelen
stak deerlijk af bij de kostbare equipages
van de rijke eigenaren der omliggende
buitenplaatsen. Ook de feestvierenden
van den dag hadden al het mogelijke aan
gewend, om zich geheel anders voor te doen
dan op de overige dagen van het jaar,
wanneer zij in alle stijfheid als ordelijke
en stille burgers in volle werkzaamheid
hun niet zeer afgewisselde levenswijze
binnen de stadsmuren volgden. De een
voudige dorpsknaap, die voor eene halve
eeuw al deze pret stond aan te gapen, mocht
zich wel verbazen over al dat gewoel, dat
in zijne omgeving zoo ongewoon was. Van
het dartele gezelschap vielen de juffers het
eerst in 't oog, die, op het gras gezeten, met
kennelijk behagen hare witte kousen lieten
zien met zwarte kruislinten, waarmede het
lage schoeisel was vastgemaakt. Als zij
goed gezeten waren, staken zij eene breede
tong buiten hare rozenlippen, bevochtigden
aldus de binnenzijde barer handjes, streken
daarmede het haar op, dat hare slapen
bedekte, namen elk dezer tressen op, hingen
die over hare ooren en vertoonden alzoo
haar opgeknapt kapsel, geheel in den stijl
van de toen nog jonge koningin Victobia,
volgens de uitwijzing der portretten van
deze jeugdige Majesteit. De heeren hadden
tot uitrusting voor dezen velddienst eene
moffenpijp, oliekop geheeten, want een
fatsoenlijk mensch liet de sigaren aan de
heeren matrozen der koninklijke zeemacht
en van de destijds nog drukke en met
tal van zeeuwsche rijksdaalders betaalde
koopvaardij over en aan een der knoopen
van hun jas hing de tabakszak ter grootte
der mouwen van de dames, naar gelang
van den bijzonderen smaak der eigenaren,
bestaande uit eene varkensblaas, een kunstig
samenstel van leder in verschillende sterke
kleuren of een blinkend gewrocht van
glazen kraaltjes. De levensmiddelen werden
voor den dag gehaald en een groote platto
trommel geopend met miniatuur-bierglaas
jes, waarin roode en witte wijn werd geschon
ken „Moe je nie 'es drienke?" vraagt
een jonkman aan zijne uitverkorene. Met
eene behendige afwisseling van schuchter
heid en weemoed, antwoordt de Dulcinea:
„Bel, ik heb ik azzoovee gedroenke
mè kom allo, weetje". De galant wil
haar nog meer opdringenmaar de weige
ring luidt stellig genoeg: „'Bel, ik zou
te vee kriege, 'oor". In een ander groepjo
begint men te zingen:
En wat zie 'n ik door de boome,
Saridee;
en eenmaal aan deze aanstekelijke lief
hebberij begonnen, treedt een der muzikale
helden op, die een gitaar aan een groen
koord om den hals hangende heeft. Hij
zingt eene romance van den Batelier en
Lisette; en als het couplet uit is, heft
het gansche gezelschap het refrein aan
Et vogue la nacelle
Qui porie mes amours.
Waaruit bleek, dat zij allen Fransch
kenden.
Zoo gaat het voort, tot dat een, die
uitverkoren is om de wijsheid te bewaren,
het teeken geeft om het kamp op te
breken. Nauwelijks is dit gezelschap ver
trokken volgens bijzonder spraakgebruik
der leden, noemen zij, hetgeen thans „club""
I of „klupje" zou heeten een „kooitje"
of een nieuw „kooitje" komt aanrijden,
dat de plaats ledig en de kans schoon
ziet, zoodat zij er op hunne beurt neer
strijken. En zoo gaat die afwisseling
voort, zonder dat misschien een enkele
der pleiziermakers de schoone beeldspraak
van Homebtjs daarbij voor den geest zweeft,
dat de menscliengeslachten elkander ver
vangen, als de bladeren der boomen, bij
elke jaarverwisseling. Ook zij verlaten
deze plek van geneugte, doch niet zonder
de regels van Hooets Granida in herin
nering te hebben
Indien dit boschje klappen kon,
Wat meldde 't al vrijaadje.
Op den achtergrond van dit tooneel der
Walchersche idyllen, aan de kortste der
evenwijdige zijden van het trapezium
derhalve, staat eene deftige poort, zooals
die oudtijds dienden tot afsluiten van den
toegang tot aanzienlijke landgoederen.
Buseen Huet heeft gezegd, dat wij wel
in staat zijn om te schelden op den
pruikentijd, doch niet eens een hek voor
eene buitenplaats kunnen smeden, zooals
dit in de achttiende eeuw geschied is.
Zeker zijn er grootere meesterstukken
door het gild van Sint-Eloys gemaakt dan
dit hek, maar weinige zijn zoo goed bewaard
gebleven. De bekende teekening van
Éochussen (in Eigen Haard) kan wel tot
voorbeeld dienen van hetgeen reeds menige
oude poort geworden is, of op den weg
is om te worden.
Dit monument om met het Fransche
taaleigen te spreken, schoon het geen
gedenkteeken, maar een bouwwerk is van
steen en ijzer dit monument droeg,
eene halve eeuw geleden, in den mond
der bejaarde menschen uit den omtrek,
den naam van „Grymalla 's poorfce". Joost
de Moob Gbymalla heeft het goed bezeten,
waarvan de poort een der ingangen was.
Later werd dit grondbezit het eigendom
van den bezitter van Zeeduin. Vandaar,
dat bet opschrift, schoon in meer moderne
letters dan de stijl der poort toelaat,
deze naam op de pilasters in gulden
schrijfteekens prijkt. Maar de achterzijde
van het kapiteel, doet ons zien, dat dit
gedeelte van het dekstuk van den voorkant
af is omgekeerd, staat het oorspronkelijke
opschrift te lezen. In den tijd van Gry
malla, dus uit de dagen, dat de bezittingen
in Suriname nog schatten in Zeeland brach
ten, stond daarop de oude naam Duyno.
Amsterdam.
Wordt vervolgd.)
J. G. Fbedebiks.