DANSMUZIEK.
(Irootc Zaal van het Bad-Paviljoen.
DANSMUZIEK,
MIJN EERSTE IACHTAYONTUUR,
Post- en Telefoonkantoor te Domburg.
Postkantoor:
Geopendop werkdagen ran 8,502,5O
en 5,506,50 uren.
Op Zondagen van 7,208,20 en ran
10,5011,50 uren roorm.
Bodeloop MiddelburgDomburg.
Vertrek van Middelburg vrm. 4,15 nm. 1,
Domburg 5,30 2,15
Aankomst te Domburg 7,25 4,15
Middelburg 8,45 5,30
Bodeloop DomburgWestkapelle.
Vertrek ran Domburg vrm. 7,39 nm. 4,20
Westkapelle 4,10 12,55
Aankomst te Domburg 5,25 2,10
Westkapelle 8,45 5,35
Bodeloop DomburgAagtekerke.
Vertrek van Domburg vrm. 7,35 nm. 4,15
Aagtekerke 6,55 3,45
Aankomst te Domburg 7,30 4,20
Aagtekerke 8,4,50
NB. Zondags vertrekken van Middel
burg, Domburg, Westkapelle, Oostkapelle
en Aagtekerke alleen de eerste posten.
Telefoonkantoor:
Geopend op werkdagen van 8,501,50 en
5,50—6,50 u.
Zondagen 8,50-11,50 u.
Alles Amsterdamsche tijd.
Wisselkantoor.
Tot wisseling van buitenl. muntspeciën
bestaat bij den heer H. M. Kesteloo gele
genheid.
AMUSEMENTEN.
Groote Zaal van het Badpaviljoen.
Zaterdag 28 Juli 1894,
Kinderbal tot 9 uur.
Aanvang 7 uur.
Kntrée S5 oeiit.
Houders van kaarten hebben vrijen toegang.
Zaterdag 4 Augustus 1894,
Kinderbal tot 9 uur.
Aanvang 7 uur.
Entrée ^5 cent.
Houders van kaarten hebben vrijen toegang.
Uitstapjes te yoet:
Naar de manteling en door het overbosch
van de buitenplaats Duinvliet terug
C/2 ^r).
Naar de manteling over het landgoed West-
hove en door het Overbosch van Duinvliet
terug (3/4 uur).
Naar het landgoed Schoon-Oord (langs den
straatweg), vervolgens links af, en door
de bosschen van het landgoed Duinbeek
of van Berkenbosch terug (l/2 uur).
Naar de Oranjezon, door de manteling ach
ter Westhove en terug langs de land
goederen Overduin en Zeeduin (3 uren).
Naar Aagtekerke en over Oostkapelle terug
(2 uren).
Naar Westkapelle en over Aagtekerke
terugde zeedijk en lichttoren te be
zien (3'/2 uren).
Aan de bezoekers der badplaats is het
wandelen over deze landgoederen door de
eigenaren welwillend vergund.
Uitstapjes per rijtuig:
Naar de steden Middelburg, Ylissingen,
Yeere en door het eiland Walcheren.
Zoowel te Domburg als te Middelburg
bestaat er gelegenheid tot het huren van
rijtuigen» tegen vaste prijzen.
NB. Het overrijden over Zeeduin is, na
verkregen vergunning, veroorloofd, doch
alleen in de richting van het achterhek
naar het voorhek.
Domburg, 25 Juli. Nu het zeker
is dat H.H. M.M. de Koninginnen, gedu
rende Haar verblijf in Walcheren, op de
rijtoer door het eiland op Woensdag
22 Augustus, ook Domburg zullen bezoe
ken, wil men ook hier trachten H.H. M.M.
feestelijk te ontvangen. Na aankomst
wordt aan het Badhotel van den Heer
Veeebubg een déjeuner gebruikt, waarbij
de muziek der Schutterij van Middelburg
eenige nummers zal uitvoeren, waarna een
rit door een gedeelte van het dorp zal
worden gemaakt, om verder den tocht
naar Westkapelle voort te zetten.
Eene commissie is benoemd om voor
de versiering van het dorp te zorgen en
eene eerewacht van 24 personen te paard
zal de Koninginnen bij Haar binnenkomen
van de gemeente verwelkommen, gedurende
Haar verblijf vergezellen en tot de grens
der (gemeente uitgeleide doen. Verder
bestaat het plan, dat de Zangvereeniging
van Domburg en een gedeelte der school
kinderen, zooveel mogelijk in de nationale
kleederdracht, H.H. M.M. bij aankomst
een kort welkomstlied zullen toezingen.
Domburg, 26 Juli. Wij ontvingen
eenige exemplaren van eene, door de
Vereeniging tot bevordering van het vreemde
lingenverkeer in Walcherenin het Fransch
uitgegeven reclamekaart.
Deze kaart is zeer netjes uitgevoerd;
aan de voorzijde een kaartje van Walche
ren en Zeeuwsch-Ylaanderen, waar tusschen
de portretten van een Walchersch en Zuid-
Bevelandsch boerinnetje en van een Wal-
cherschen boer, met de, thans meer en
meer verdwijnende korte broek.
De binnenzijde bevat een tiental ge
zichten uit Middelburg, Vlissingen, Dom
burg en Yeere, terwijl de achterzijde een
kort résumé geeft van bovengenoemde
plaatsen en een aantal reisgelegenheden.
Moge, door eene groote verspreiding
dezer aardige réclame, het doel der Vereeni
ging bereikt worden en aan Walcheren
een druk bezoek te beurt vallen
doob
WILLEBRORD.
Na de inspectie van den divisie-generaal
was ik in het najaar van 1839 tot onder
officier-titulair bevorderd, en niet weinig
trotsch van de geele korporaalstrepen
voor gouden chevrons en de katoenen
sabelkwast voor zilver galon te mogen
verwisselen. Het was een genot om in
de eerste dagen langs de oude kazerne
der lanciers te wandelen en deftig terug
te groeten, nadat de op schildwacht staande
ruiter den glinsterenden pallas als saluut
had „aangetrokken". Het genoegen der
bevordering vermeerderde nog, toen de
kolonel onzer afdeeling bepaalde dat de
nieuw benoemde Jonkers gedurende eeni-
gen tijd de kazerne- en garnizoensdienst
zouden waarnemen. Zoo werd ik op een
Octoberdag gecommandeerd om met een
korporaal en acht man de wacht te be
trekken aan de Catharijnepoort te Utrecht.
Toen ik met mijn troepje van de hoofd
wacht er heen marcheerde, had ik een
gewaarwording als of de veiligheid der
groote stad nu vooral aan mijne zorg
was toevertrouwd, daar ik door schild
wachten waken moest, dat er in 's Rijks
munt door dieven niet werd ingebroken,
en dat het kruithuis in Flora's of den
Verloren boogaard niet in de lucht vloog.
Een gedeelte mijner illusie was echter
reeds bij de aflossing van den ouden wacht
op het St. Janskerkhof verbleekt, toen de
kapitein van het piket mij opdroeg in
het rapport de onwaarheid te vermelden,
dat hij de wacht des avonds te zeven
uur en des nachts om drie uren had
gevisiteerd; ook de oude plaatsmajoor,
een vroegere luitenant der Zwitsers, zei
mij bij overreiken van het parool en
contresigne: „Delft en Dokkum", das ich
iem oem neigen oer en oem tswei 's nachts
melden moest".
De oude Catharijnen-poort was een
somber gebouw uit de zestiende eeuw en
de wachtkamers waren een paar lage
holle gewelven met kleine getraliede ven
sters waardoor men door een ellen dikken
muur op de buitenbrug zou hebben kun
nen zien, indien het glas niet door stof
en vuil dof ware geworden. Meubelen
ontbraken in die kelderachtige vertrekken,
behalve dat in de kluis van den komman-
dant een wankelend en verveloos klep-
tafeltje stond en een niet minder gebrekkige
matten leuningstoel, en in die der soldaten
een houten in den muur bevestigde brits
en een leelijk verroeste kachel, die, naar
in de wacht beweerd werd zelfs warmte
afstak, wanneer er 's nachts een der gefoura-
geerde kaarsen in werd gebrand.
De grauwe vochtig uitgeslagen kalk-
wanden waren bedekt met potloodteeke-
ningen en handschriften, welke geen hoogen
dunk gaven van de moraliteit der kazerne
bewoners.
De eerste uren van de wacht waren
nog al gezellig, daar het aan bezoek niet
ontbrak en ik mij een gewichtig personage
gevoelde, vooral bij vergelijking met een
paar vroegere kameraden van de Latijnsche
school, die spoedig moesten vertrekken om
de Fabelen van Phaedbus te gaan vertalen
en Grieksche werkwoorden te vervoegen.
Om 4 uur werden de eetketeltjes met
radjetoe door een paar soldaten aan een
stok gedragen, gebracht en niet lang daarna
kwam mijn oppasser met het middagmaal.
Spoedig begon het in de donkere kluis te
se' emeren en sloop de verveling binnen,
want mijn waardigheid liet niet toe om
mij bij de soldaten te voegen die voor
de poort keuvelden, lachten en grappen
maakten. Ik had mij voorgesteld om een
paar lessen van de bataillons-school teleeren
en het doosje met blokjes om die op te
helderen meegenomen, en daarna het 2e deel
van Ivanhoe uit te lezen en het beroemde
tournooi in gedachte bij te wonen. Maar
er kwam niets van, want de vetkaars van
zes in het pond gaf zulk een walmend
schijnsel, dat het onmogelijk was om er
bij te lezen, waarom ik mij bezig ging
houden met naar de grillige figuren te
kijken door het schommelend schijnsel van
de walmende kaars, uit het geweerrek op
de kalkmuren geteekend.
Met den korporaal Levie, een praat
grage Amsterdamsche Jood, een klein
kereltje met donkere oogen, bruine opge
zette wangen en een rooden neus, had ik
reeds een praatje gemaakt en vernomen
hoe hij vóór zeven jaren bij de „bombar-
dasie" der citadel was geweest en menig-
malen op schildwacht had gestaan voor
de „onderaardsche kazemat" waarin de
ouwe papa Sassee, bij een Engelsche lamp
met Boebtje (kolonel de Boeb) zat te
bepraten hoe ze de kikvorschenvreters
een flinke flikker zouden geven." De
subordinatie gedoogde niet lang naar deze
verhalen te luisteren, en ik gaf hem dus
met een „Niets verder tot mijn dienst
korporaal!"-zijn afscheid.
Daar de tusschen deur der wachtkamers,
waarvan de zware hengsels nog in den
muur zaten, reeds lang geleden in een
kouden nacht opgestookt was, kon ik alles
verstaan wat de, uit gewoonte om den
kachel zittende soldaten behandelden.
„Kom korpus Levie, vertel ons wat van
de Tiendaagsche rusie en van den ouden
tijd?" Voor twee borrels zal ik drie
vertelsels uithalen, antwoordde de be
kende schorre stem. „Aangenomen" rie
pen eenigen. „Nummer zeven, moet dan
maar om de koude thee gaan!" Nummer
zeven stond op, keek in mijn kamer vra
gende. „Serzant, mag ik even hierover
het fleschje laten vullen." Het mocht
eigenlijk niet, doch ik wist wel dat die
overtreding der reglementen oogluikend
werd toegelaten en daarom hield ik mij
slapende. „De ouwe (zeventien jaren oud)
is al op weg naar Polen" hoorde ik den
boodschapper zeggen, terwijl hij over den
schouder kijkende naar buiten sloop.
Nadat de borrels waren gepakt en Levie
met een wanluidende drankstem stilte had
geboden, begon hij een verhaal van zijne
heldendaden tijdens den Belgischen opstand,
en hoe weinig het had gescheeld „of hij
had een kornel van de muiters bij Ravels
krijgsgevangen gemaakt, wat hem waar
schijnlijk het kruis en de gouden striepen
zou hebben bezorgd, maar het mocht
niet, want „net toen hij den Belg pakken
wou, kwam er een kerassier aanrennen
en schoot den vijand mors dood."
(Slot volgt.)