Groote Zaal van het Badpaviljoen.
Soiree Déclamatoire
Groote Zaal van het Badpaviljoen.
DANSMUZIEK
EEN ZOMER BUITEN,
Reisgelegenheden.
Dagelijks van Middelburg naar Domburg
een tramomnibus des nam. 1V2 ure (afrit
Groote Markt, Nederlandsch koffiehuis
J. M. van dee Habst) en terug van
Domburg des nam. 8 '/2 ure (afrit Hötel
Schuttershof). Prijs 1,enkele reis
en 1.25 voor heen en terug op den
zelfden dag.
AMUSEMENTEN.
Woensdag 26 Juli 1893,
te geven door
Mejuffrouw J. SPOOR van Amsterdam
en den
Heer W. C. ROIJAARDS van Rotterdam.
Aanvang 8 nre.
Entrée 49 cent.
Houders van kaarten vrije toegang.
Vrijdag* 08 «Juli 18935
voor kinderen tot 9 ure.
Aanvang nre.
BADSTOELEN
te huren tijdens den badtijd:
gedurende den tijd, dat de huurder achter
eenvolgend den stoel bezet houdt f 0.10.
per week1.
maand 3.'
seizoen 6.
Wisselkantoor.
Tot wisseling van buitenl. muntspeciën
bestaat bij den heer H. M. Kesteloo gele
genheid.
DOOR
2) WILLEBRORD.
De winter begon nu aan te komen en
zwaar wogen de eentoonige korte dagen
en lange avonden in de statige kamers
van het deftige huis, waar al sedert jaren,
de booze geest der verveling zijne woon
stede had opgeslagen. De levenslustige
Cornelia was gewoon in hare sombere
buien te zeggen, dat zij zich waarschijnlijk
opgewekter zou hebben gevoeld indien
tante haar had onterfd, en zij als pleeg
zuster de wereld had moeten ingaan en
nu en dan komen uitrusten bij Jeanne,
die als schooljuffrouw een nuttig leven
had. De beide meisjes, ernstig van levens
opvatting, hadden geen vrede met haar
geurloos bestaan; zij gevoelden, hoe de
weelde gaandeweg de zelfzucht aankweek
te, maar waren toch niet krachtig ge
noeg om zich geheel boven den last van
den rijkdom te verheffen, en dezen tot
een gehoorzamen dienaar te maken. Met
haar dokter, een jong beschaafd man, die
nu en dan voor zijn bejaarden vader de
praktijk waarnam, kwamen de maatschap
pelijke vraagstukken, welke tegenwoordig
hoofden en harten bewegen, soms ter sprake,
vooral nadat de zusters op reis eene Duitsche
dame hadden leeren kennen, die een tijd
lang als eenvoudige fabriekarbeidster had
gewerkt en daardoor, naar zij vermeldde,
in levenstoestanden was doorgedrongen,
waarvan zij het bestaan nauwlijks had
vermoed, en alzoo een weg had gevonden
om werkelijke van schijn-armoede te on
derscheiden en met meer verstand en nut
weltedoen. Dit onderwerp werd in de
lange winteravonden menigmaal behandeld
en zoo kwam als te gelijk bij de zusters
het voornemen tot stand om eens eenige
maanden onder het volk te gaan leven.
Het kostte niet weinig overweging om
de wijze te bepalen en een plaats uit te
zoeken, doch eindelijk kwamen zij overeen
om zoo er eene geschikte gelegenheid te
vinden was, de zomermaanden te gaan
doorbrengen in een der afgelegen stille
dorpjes aan den Walcherschen duinzoom,
welke zij bij een verblijf te Domburg wel
eens waren doorgereden. Alleen aan haar
geneesheer deelden zij het voornemen
mede, en deze was van oordeel dat het,
mits verstandig aangelegd en uitgevoerd,
naar geest en lichaam een heilzamen invloed
kon uitoefenen.
Hoe meer de zusters over het plan na
dachten, des te grooter schenen de bezwaren
te worden, maar te sterker ook de lust
om die te overwinnen, want de oude tante
placht te zeggen, dat zij van haar vader
zekere onverzettelijkheid hadden geërfd,
zoodat, wanneer zij eens het hart op iets
hadden gezet, geen honderd paarden er
haar van konden aftrekken Reeds de
voorbereiding bracht opwekking in het
stille leven en zij zagen in verbeel
ding welke vruchten zij voor zich zelf
en anderen van de uitvoering zouden kunnen
plukken. Zij begonnen zich sommige
gemakken te ontzeggende maaltijden
werden zoo eenvoudig mogelijk ingericht,
de wijnkaraf ging ongebruikt van tafel;
in plaats van het gewone brood nuttigden
zij zoogenoemd boerenbrood en zij oefenden
zich zelfs, zonder dat de dienstboden het
gewaar werden, in het gebruik van stalen
vorken. Een verhardingsstelsel was minder
noodig, want de voorschriften van pastor
Kneipp waren zij blijven in acht nemen
en op den vloer van een daarvoor inge
richt badvertrek, wandelden zij dagelijks
een geruimen tijd barrevoets rond. Al
deze dingen trokken in de keuken weinig
aandacht, want de dienstboden waren ge
woon dat de dames, zooals alle rijkelui,
ieder jaar uit vreemde landen de eene of
andere bijzonderheid in levensmanier mee
brachten. De reeds genoemde oude Heintje
kon zich niet weerhouden beneden te
vertellen, welke grove onderkleeren de
juffrouwen nu begonnen te dragen, doch
liet zich paaien door de verzekering, dat
deze als gezondheidsmaatregel waren voor
geschreven, en zij werd nog meer tevreden
gesteld, toen de dames haar zusters dochter,
een naaister, meest voor dienstboden wer
kende, aannamen om haar driemalen in de
week onderricht te geven. De leerlingen
waren bij die lessen zóó vlijtig, alsof zij
daarmede den kost moesten verdienen, een
arbeid welke aan menig behoeftig gezin ten
goede kwam. Me* opzet verwaarloosden
zij eenigszins haar zachte, wel gevormde
handen, welke, zoo als Cornelia zei, er
na een paar maanden precies uitzagen als
toen zij dagelijks uit verplegen ging.
De puntige Heintje voorspelde, dat de
juffrouwen door al deze buitensporigheden
hare gezondheid zouden benadeelen, maar
het tegendeel had plaats en de meisjes
hadden zich naar lichaam en geest in de
laatste jaren nooit zoo opgewekt en lustig
gevoeld. Naar gelang echter de bestemde
tijd begon te naderen, popelden de harten
wel eens bij de gedachte aan de gewaagde
onderneming, maar zij waren te vast beslo
ten, en zouden zich geschaamd hebben om
het plan optegeven. Zij kenden niemand
in de streken, waar zij zich tijdelijk wilden
vestigen, doch kregen van haar ouden zaak
waarnemer aanbevelingsbrieven aan zijn
correspondent te Middelburg, bij wien
tevens een onbepaald crediet werd geopend.
Gelijk te denken is, hadden zij nog nimmer
tegen reizen zulk een eigenaardig opzien
gehad, als toen zij, eenvoudig gekleed, op
een morgen in het laatst van April, naar
Middelburg vertrokken.
Nog dienzelfden dag brachten zij een
bezoek aan den kassier, bij wien zij waren
aanbevolen. Dit was een bejaard vriendelijk
heer, wiens voorkomen terstond vertrouwen
inboezemde. Zij verhaalden hem, dat zij
als kunstliefhebsters het boerenleven van
nabij wilden leeren kennen, de eene als
schrijfster, de andere als teekenaarster,
doch om dit goed te doen eenige maanden
onder het landvolk wilden gaan doorbren
gen, en dat zij zich vooral aangetrokken
hadden gevoeld door een der afgelegen
dorpjes, welke zij bij een vorig bezoek
aan Zeeland, schilderachtig tegen de Wal-
chersche duinen hadden zien liggen. De
oude heer glimlachte hij het vernemen
van het plan en kon niet nalaten iets te
zeggen over de zonderlinge tijden die
wij beleefden, vooral toen zij te kennen
gaven, dat zij hem misschien spoedig een
bezoek zouden brengen, als boerinnen ver
kleed. De welwillende man gaf echter
gaarne de gewenschte inlichtingen en aan
bevelingen in verschillende dorpen, met de
verzekering, dat zij ten allentijde op zijn
steun konden rekenen. De dag werd verder
gebruikt om een en ander te regelen, en
de kleeding zóó te veranderen, dat zij
voor dienstboden in zondagsgewaad konden
doorgaan. Den volgenden morgen gaven
zij bij den kassier haar kostbaarheden in
bewaring en deze zeide bij het afscheid-
nemen, dat hij de dames wel spoedig terug
zou zien, daar het zonderlinge spelletje
waarschijnlijk niet lang bevallen zou. Ken
wagentje bij een huurkoetsier van den
tweeden rang besteld, bracht haar den
volgenden morgen naar buiten.
Toen zij de stad achter zich hadden en
door het haar niet vreemde landschap
reden, begonnen de harten sneller dan
gewoonlijk te kloppen en drukten zij
elkander zwijgend de hand, beiden met de
gedachte, hoe haar goede moeder zulk een
avantuurlijk voornemen zou hebben be
oordeeld. Maar het magazijn, waar de
mensch stof kan vinden om iedere hande
ling te bewimpelen, is nimmer uitgeputs
Zij meenden een goed werk te doen en
gelegenheid tot weldoen te vinden, en als
zij zich dan voor den geest riepen het stille
huis op de Keizersgracht en de weinige
blijheid in het eentoonige leven, hadden
zij volstrekt geen berouw en besloten
moedig en opgewekt te volharden.
Het was een schoone morgende lente
zon straalde vriendelijk over frissche reeds
bloemrijke weidenakkers, waaraan het
wintergraan een groene tint gaf: op het
geboomte, waarboven hier en daar de torens,
en roode daken zichbaar waren van aan
den duinzoom gelegen dorpjes en op den
achtergrond schemerden als een gebergte
de liooge grauw blonde heuvels. De
voerman, een reeds bejaarde vroolijke kwant,
kon grappig vertellen en sloeg een vader
lijken toon tegen de meisjes aan, terwijl
hij zijn best deed om achter het fijne
van de zaak te komen. Zij maakten hem
wijs, dat zij naaisters uit Amsterdam waren,
doch zich overwerkt hadden en nu op raad
van den dokter en op kosten van hulp
vaardige menschen, eenige maanden aan
het zeestrand moesten doorbrengen en dat
een stil eenvoudig dorpje met haar schrale
beurs beter zou overeenkomen dan een
dure en drukke badplaats. De man verze
kerde daarop, dat zij daarvoor nergens beter
waren dan te Zoutelande, waar zij in
een der beide herbergen wel eene goede
gelegenheid zouden vinden, en toen zij
opmerkten, dat het daar misschien wel wat
duur wezen zou, zei hij er niet voor te
vreezen en dat hij wel wat helpen kon
om af te dingen, daar hij geen grooter
genoegen kende, dan zulke zoete vrijsters,
als zij waren, van dienst te zijn.
Na een paar uren rijdens, hotste het
wagentje over de hobbelige keien van de
dorpsfci'aafc te Zoutelande en hield stil
voor een kleine herberg, waar Het zwarte
paard uithing. Het was het laatste huis
van een rei lage woningen, welke het uit
zicht hadden op de niet ver verwijderde
duinen. Zij traden naar binnen. Achter
een nog al ruime gelagkamer, kwam men
door een vrij donkeren gang in de keuken,
waar het gezin meestal huisde. Het scheen
een ongezellig vertrek, bevloerd met meeren-
deels gebarsten grauwe plavuizen, terwijl
de gekalkte muren hier en daar met groene
en geele, op landkaarten gelijkende figuren,
door de vochtigheid waren uitgeslagen.
Voor het venster, zonder gordijnen, stond
een vervelooze klaptafel, waarbij een paar
matte stoelen en eenige bankjes. Onder
den hollen schoorsteen knetterde een tak
kenbos, waarboven een ketel hing met
ruischend water. Vóór het vuur lag een
grijze kat te sluimeren, doch toen zij
vreemde menschen zag binnen komen,
stond ze op, zette een hoogen rug en
kwam vleiend langs de rokken strijken.
Wordt vervolgd.)
Verloren voorwerpen.
Een geëmailleerd gouden dames-horloge,
gaande langs het badstrand, van daar door
de manteling en het bosch van Hoogduin
tot de straatweg. Belooning f 20,
Adres den Heer H. A. Boogaert, Domburg.
Gevonden voorwerpen.
Een draagteeken Atjeh 18731880, ver
honden met eene medaille „Voor trouwe
dienst. Koninklijke Marine".