Advertentiën en Adressen.
courant zegt, dat het belachelijk is dat
eene coterie meent, dat het wel of wee
van Domburg van haar afhangt, dan is
het toch zeker nog belachelijker, dat een
enkel persoon, wie hij dan ook zij, deze
meening koestert. „Wanneer Dr. Mezgeb
niet meer naar Domburg komt, kan Dom
burg tot zijne stille rust terugkeeren en
een uitspanningsoord blijven voor de Mid-
delburgsche burgerij," schrijft de M. C.
Hoe komt het dan dat in 1890 en 1891,
toen Dr. M. hier geene patiënten behan
delde, de toeloop van logeergasten grooter
was dan in 1889, toen hij o. a. de Konin
gin van Rumenië en enkele andere per
sonen onder behandeling had?
En gesteld nu eens er werd een hotel
en eenige villa's op speculatie gebouwd
en Dr. Mezgeb komt te overlijden of wil
om een of andere reden niet meer hier
komen F
(Want, dat de dokter zich niet wil ver
binden is bekend en trouwens zijne zaak,
maar dat moet toch, dunkt ons, tot voor
zichtigheid leiden alvorens in te gaan op
zijne plannen voor de toekomst.)
Waartoe dienen dan die aanbouwingen,
als ze later niet bewoond worden Liever
een hótel en enkele villa's minder, dan te
moeten kijken op ledige gebouwen, als
bewijzen van vroegere maar vergane groot
heid. Men denke aan Zandvoort! (Wan
neer althans wat wij dezen zomer over
deze badplaats in de couranten lazen waar
heid bevat.)
Maar wanneer Domburg, ook onafhan
kelijk van Dr. Mezgeb, zooals de laatste
tien jaren doen zien, langzamerhand voor
uit gaat en jaarlijks meer personen hier
heen komen, dan zullen, naar wij vertrou
wen, de noodzakelijke verbeteringen zich
wel niet laten wachten.
Aan de kunde van Dr. Mezgeb wenschen
wij niets te kort te doen en erkennen vol
mondig dat hij, door hier zijne patiënten
te behandelen, Domburg veel goed kan
doen en wij zien dit dan ook gaarne, maar
wij hopen tevens, wanneer hij werkelijk
liefde voor Domburg heeft en nog eens
gegronde grieven mocht hebben, hij dan
een eerlijker en billijker advokaat moge
vinden dan de redactie van de Middel-
burgsche courant was in haar nommer van
13 September 1892.
5) DOMBURGSCHE TUL.
(Slot.)
Evenzoo moge men in het gestadig voor
komende poeten het overbekende (to) put
terugvinden, vooral met de wetenschap,
dat dit Engelsche werkwoord als poet wordt
uitgesproken, en het wordt dadelijk klaar,
dat dezelfde beteekenis van stekenduwen
in beide talen doorgaat. Wat het Engelsche
(to) snatchy rukken, hard trekken wil zeggen,
hoort men in Walcheren teruggegeven met
snokken, zoowel bij het omgaan met paar
den en andere huisdieren, als in de kin
derspelen.
Een soortgelijk gewaand Engelsch hoort
men in de uitdrukking kou en ival. Ival,
waarin de a duidelijk gehoord wordt, is
bij ons euvel in de samenstelling van voeteu
vel, het pootje, of podagra; het is dus een
van niet geringe soort: euveldaad
d, in 't kort iets, dat teruggevonden
wordt in het Engelsche evil.
Tegen de booze gevolge van kou en ival
is het radicale middel de jenever. In mijn'
schooltijd mocht ik de staten schrijven van
het gedestilleerd, dat jaarlijks te Domburg
genuttigd werd, zooals de Burgemeester-
subontvanger mij toelichtte, dat de bad
gasten en duinwandelaars uit de stad die
uitdronken. Onder 't schrijven viel het
in 't oog, dat er juist of nagenoeg zooveel
kannen veraccijnsd waren, als de bevolkings-
staten zielen teldenaldus voor elke ziel
ééne kan klare. Nu leerden we destijds
dat jenever een mannelijk naamwoord was,
en onze wijsheid bracht dat geval terug
tot een algemeenen regel, dat elk woord,
uitdrukkende kracht, macht, gezag, sterkte,
tot genoemd geslacht moest gerekend wor
den. Later blijkt onze volksdrank slapper
gemaakt te zijn, althans de heeren van de
Taalkunde uit Leiden hebben „de" jenever
tot het zwakkere (taalkundig namelijk),
beter tot het vrouwelijk, geslacht gebracht,
en onder die taalgeleerden zijn er voorheen
geweest, wier bevoegdheid om de percen
ten sterkte op den tast af te schatten, door
niemand kan betwist worden. Een Dom-
burgsche ziel stelde zich tevreden met een
borrel van één' stuiver; was hij in de hoo-
gere graden der loffelijke Broederschap
opgenomen, dan werd een „bakje" gekocht,
een cilindervormig glas van dubbelen in
houd en billijkerwijs ook van dubbelen
prijs. Maar de Westkappelaar deed anders
en kocht een mokje. Dit is zoo niet ge
noemd omdat het zoo klein is, want het
staat gelijk met 2 bakjes 4 borrels
4 stuivers 20 cent; die verkleinende
vorm is maar een lieftalligheidswoord,
zooals wij spreken van een glaasje wijn,
een bakje koffie, dat wel eens den inhoud
van een meer in de duinen nadert. Het
zou dus mok, beter mokke moeten zijn, en
is ook de naam van den algemeenen scheeps-
drinkbeker, een houten vijfmaatje of pint,
bij het watervat. Het is niet denkbaar,
dat de goede vader Willebbobd die mokke
heeft ingevoerd, toen „hi tote Westcappel
quam", maar het is niet te ontkennen, dat
de Engelsche mug in beteekenis overeen
komt met mok, mokke en
Bij het spreken over de jongedochter
der landbouwende familie, was de bedoeling
om te zeggen dat zij zweeg in tegenwoor
digheid van vreemden, dat is reeds: van
niet-huisgenooten, en toen kwam het uit
dat zij van haar karakter en aard te midend
is. Het gebruik van dit hoedanigheids-
woord geeft het vermoeden, dat zij tracht
een samenspraak te mijden, te vermijden, te
ontwijken, omdat zij daartoe te beschroomd
is. En waarlijk, hier of daar, vroeger of
later, is het Fransche woord timide opge
vangen en pasklaar gemaakt voor de lands
taal. Wie weet, of er niet eene matige
hoeveelheid waarheid in deze woordver
klaring schuilt. Meermalen heeft de mensch
bij instinct gevonden, wat het beperkt
verstand van den hooggeleerden onderzoe
ker niet kon ontdekken. Toen Adeiaan
Schakel zijne lijm in den handel bracht,
hebben kinderen gevraagd om daarmede
de stukken hunner gescheurde prenten
aaneen te schakelen en hebben met hunne
vinding de volwassenen beschaamd, die
hier het Engelsche plakmiddel als kit-lijm
te koop stellen en gebruiken; een navol
ging misschien van walvisch, rendierwind
hond en meer andere, waarvan het eerste
woord juist beteekent, wat in het tweede
wordt uitgedrukt.
Toen de winstgevende specerijhandel der
Oostindische Compagnie nog schatten aan
bracht, heeft menig arbeiderszoon zijne
waardigheid van heerenknecht verruild met
een baantje bij de Kamer op het Oost
indische Huis en is daar gerbeleerder ge
worden. Hij moest dan kruidnoten, kruid
nagels, foelie en zulk goed uitzoeken en
heette eigenlijk garboleerder of beter gar-
boleurwat hij deed, noemde men gerbe-
leeren. Op erwten en boonen toegepast,
heet dat nog verlezen. In de koffie heet
dat eenvoudig pikken en de kaste, die zich
aan dat werk toewijdt, wordt die der pik-
meisjes genoemd, een volkje hetzij met
de uiterste reverentie gezegd, waar
onder, volgens betrouwbare overleveringen,
een „quaet regiment" bestaat.
had, mede volgens de overleveringen, een
nauwe verwantschap met de overtreding van
zeker artikel der Tien geboden, want menig
kruidnootje ging de poort uit en werd
onder de goê gemeente gebracht, zonder
eenig octrooi der Hoogmogende Heeren
Staten-Generaal. Het woord is niet ont
leend aan de Franschen, die eenvoudig
triller zeggen en daarbij niet eens de 11
uitspreken. De Engelschen noemen dit
werkje [ió)garble, en hoe die daaraan komen,
ligt buiten de kleine afmeting dezer bespre
kingen, die niet in navorschingen mogen
ontaarden. Daarover kon beter eene
nutsvoorlezing worden gehouden.
En hiermede eindigt dit artikel. Veel
is er niet uit te leerenhet is niets anders
dan een koffiepraatje in hoogeren stijl
I Causerie over een onderwerp, dat nog
weinig bewerkt is, althans niet ernstig, en
hier met zeer bescheiden kennis en armelijke
gegevens bijeengebracht. De verdiensten
daarvan zijn zelfs niet tot de geringe te
rekenen, omdat die er niet inzitten. De
strekking is negatief. Het aanhooren der
gesprekken in een' ongewonen kring pleegt
niet op te voeren tot de bewustheid van
beperkte kennis, maar tot geneigdheid
van belachelijk te vinden, wat niet kan
gewaardeerd worden.
De geschiedenis van het eiland is nage
noeg eene verborgenheidhet is bijna on
verklaarbaar, dat de studie daarvan zoo
weinig beteekent. Wie zeggen mag alles
gelezen te hebben, wat dienaangaande ge
drukt is, ook hetgeen niet in de handen
gevallen is harer te onrechte vermaard
gemaakte beoefenaars, moet bekennen dat
1 hij de schemering heeft zien aanbreken
van een' morgenstond, waarop slechts een
nevelachtige dag volgt, die doet vreezen,
dat het niet eens licht zal worden. Waar
de geschreven historie ontbreekt, leert de
bodem met zijn' cirkelgang van afwisse
lingen ons zoo goed als niets: een „getui
genis der gesteenten" wordt er gemist.
Alleen de taal heeft brokken en scherven
bewaard, gelijk men die, in 't stoffelijke
namelijk, bijeenbrengt in de oudheidkun
dige verzamelingen. Die voorvaderen zijn
zwervers geweest in verre streken van ons
werelddeel. Toen zij hier als gevestigd
beschouwd werden traden zij in het strijd
perk tegen den machtigen Oceaanhun
bloed verfde zijne wateren, roodgekleurd
met dat hunner vijanden; hij verzwolg
hunne lijken, hunne woningen, hunne
heilige wouden en tempels, hun vaderland.
Daar werd over, met en tegen hen gestre
den tot verwoesting hunner landstreek,
door hare schoonheid en vruchtbaarheid
begeerlijk voor het geweld. Er werd
geworsteld om het bezit van geloof en
van vrijheid, maar er werd gezegepraald
en de lauwerkroon van den moed was
een krans van goud en juweelen. Nooit
gaf de machtige zee hare aanvallen op,
en harde lotsbeschikking was het erfdeel
der kinderen van dezulken, die reeds te
veel geleden hadden, indien zij, onder het
sterke gevoel van eigen kracht en zich
zelf helpende om hulpe waard te zijn,
geen plechtig verbond gesloten hadden met
eene Hoogere Macht. Zoo waren zij, die
lichamelijk lang voorbijgegaan zijn. Geen
dorre doodsbeenderen kunnen wij doen
verrijzen, geen dal Josaphats doen herle
ven. Aan hen is vervuld geworden wat
Homebus spreekt: Daar zal een dag zijn,
dat het heilige Ilium vergaan zal, en
Priamus, en het volk van den heldhaf-
tigen Priamus.
Daarom houd hunne taal in eere.
Amsterdam, Augustus 1892.
J. G. Fbedebiks.
Antiquiteiten (Delftsch Aardew., Porselein, Zilverw.)
W. tl. BAL, Middelburg, Kromineweele L 27.
J. A. W. DU BOIS, Middelburg, Lange St. Pieterstraat A 79.
Assurantiën.
M. J. DOORENBOS, Middelburg, Markt C 8.
Badstoelen.
J. F. SCHEIJBELER, Middelb., VlasmarktL 17 (Reparatie).