muc CACAO ffldOCOLMD J. lilffll' Advertentiën en Adressen. DOMBURGSCHE TAIL. AMUSEMENTEN. Badpaviljoen met groote zaal, biljartzaal, leeskamer, damessalon met toren, belvedère en ruime veranda's. In de leeskamer liggen de volgende tijdschriften en couranten ter lezing: TIJDSCHRIFTEN. Illustrated Londen News. Nederl. Spectator. The Graphic. Uilenspiegel. Punch. Hum. Album. Bow Bells. Eigen Haard. Argosy, De Huisvriend. L'Illustration. Aarde en haar Volken. Journal Amusant. De Natuur. Ueber Land und Meer. De Navorscher. Die Gartenlaube. Vragen van den dag. Schorer's Familienblatt. De Huisvrouw. Fliegende Blatter. De Dageraad. Holl. Illustratie. Elsevier'sGeill.maandschr. Nederl. Illustratie. De Gids. COURANTEN. Nieuws van den dag. Middelbursche Courant. Utrechtsche Courant. Indépendance. Nieuwe Rotterdammer. L'Etoile Beige. Algemeen Handelsblad. Kölnische Zeitung. Weekblad Amsterdammer. Courier de Schéveningue Zondagsblad. Domburgsch Badnieuws. Haarlemscbe Courant- Uit het kastje met boeken in de leeszaal, dat met eenige werken, waaronder een dertigtal voor de jeugd, vermeerderd is, kunnen badgasten, houders van toegang- kaarten, dagelijks tusschen II en 12 ure des voormiddags, boeken ter lezing krijgen, mits men het nummer van het boek en zijn naam teekene op eene lijst bij den kaste lein voorhanden. Voor jeugdige lezers zal door de ouders moeten worden geteekend. Uitstapjes te voet: Naar de manteling en door het overbosch van de buitenplaats Duinvliet terug ('/2 uur). Naar de manteling over het landgoed West- hove en door het Overbosch van Duinvliet terug (3/4 uur). Naar het landgoed Schoon-Oord (langs den straatweg), vervolgens links af, en door de bosschen van het landgoed Duinbeek of van Berkenbosch terug (l'/g uur). Naar de Oranjezon, door de manteling ach ter Westhove en terug langs de land goederen Overduin en Zeeduin (3 uren). Naar Aagtekerke en over Oostkapelle terug (2 uren). Naar Westkapelle en over Aagtekerke terug; de zeedijk en lichttoren te be zien (3 y2 uren). Aan de bezoekers der badplaats is het wandelen over deze landgoederen door de eigenaren welwillend vergund. 2) Ook hebben wij kunnen zien, het oog met een taalkundigen bril gewapend, dat onder dé opgegeven mansnamen woorden en woorddeelen schuilen, die doen denken aan Noormannen en Saksers; laat ons nemen Denen en Friezen. Die hebben er trou wens gewoond, en als de kronieken het niet verteld hadden, dan zou de taal het verklappen. Dit laatste zullen we hier onder zelf opmerken, met een beetje kennis van het Engelsch. Willebeoed de geloofsprediker was uit Engeland overgekomen naar de Zeeuwsche kust. De rijmkroniek zegt: „Tote West- cappel dat hi quam." Het verhaal luidt, dat hij begon met hier den boel stuk te slaan, een vreemde manier om zijn denk beelden ingang te doen vinden, daar het zijne zending was om liefde en vrede te verkondigen. Als er nu een Hindoesche fakir of een Mahomedaansche dweper begon met de porseleinkast op de eerste de beste hofstede aan gruizelementen te gooien, dan mocht hij van geluk spreken, wanneer hem niets ergers wedervoer dan dat de veldwachter hem voorloopig in het hok opsloot, waar de heer Burgemeester vechtersbazen en dronken lui in zijn Edelachtb. machtige bescherming neemt met het menschlievende doel om ze te temmen. Maar Willebeoed en zijne col lega's kwamen hier om te preeken, en het moet erkend worden, dat het geen kinder werk is om een Engelschen dominee te verstaan, als men niet meer aan de lin- guistica, de taalkennis in hoogere beteekenis, „gedaan" heeft dan elke eerzame Zeeuw sche landman. De waarheid is dat destijds de talen der volken aan de genoemde kustlanden der Noordzee zoo weinig van elkaar verschilden, dat het voor een West- kappelaar geen zwarigheid opleverde om den over-ijverigen zendeling te volgen. Buitendat moeten wij het Fransch te hulp nemen. Vóór een groote twee eeuwen werden de Fransche protestanten, na eerst wat geplaagd te zijn, er toe genoodzaakt hun land te verlaten. Die niet heel be middeld waren en vooral zij, die geen han del of fabriekwezen op groote schaal konden uitoefenen, en geen mannen van wapenen of geleerdheid waren, schoven langzamer hand naar de grenzen en slopen er vaak eventjes overheen; zij, van wie we nu spreken, bereikten zoo de Zuidelijke Neder landen. Ballingen en vervolgden hopen altijd, dat zij eenmaal wie weet wan neer, maar stellig zal het gebeuren dat zij naar het vaderland zullen terug- keeren. Aan dat heimwee danken wij een der weemoedige liederen, den 137sten psalm, een meesterstuk van Oostersche poëzie, zoowel in onze berijmde en onberijmde vertaling, als in het aandoenlijk verheven origineel en zijn navolgingen, ook door de ongewijde dichters. Zeventig of tachtig jaren nadat ze de streken aan de Loire hadden verlaten, werden hunne kleinkinderen uit de rechts gebieden der Belgische grensvestingen (barrières) verdreven. Zij slopen omzich tig door de Vlaainsche landen, kwamen naakt en berooid op het grondgebied der Staten-Generaal, en werden op kosten van meedoogende aanzienlijken voor een groot deel naar Walcheren overgebracht. Velen bleven bij den landbouw, en hunne namen Mida valse, Cheval (Cevaal), de la Beuyèbe, met tal van andere, wijzen op hunne afkomst; even zorgvuldig werden de doopnamen bewaard. In hun onder ling verkeer werden woorden in 't leven gehouden uit het nooit vergeten vader land, het weinige, dat ze van de voorva derlijke taal hadden overgehouden. Die woorden hielden stand en werden uitge breid door aanraking met de aanzienlijke standen, die er een eigenaardig Fransch op 11a hielden, en door de aanwezigheid van Fransche krijgslieden der Republiek en van het Keizerrijk werd het bestaan van menig woord uit hunne taal gerekt. Het was evenwel zoo mogelijk nog meer bedor ven dan de namen der boeren van Dom burg en Oostkappel, waarvan in den aan vang dezer schets gesproken is. Aan het samenstellen eener Walchersche spraakkunst behoeft niet gedacht te worden er bestaat geen stelsel van eigene en plaatse lijk gevolgde taalregelen. Het zijn losse, op zich zelf staande woorden en zegswij zen, niet ongelijk aan de geloftesteenen aan Nehalennia, doch zonder eenig grondig bericht van den tempel die het geheel voorstelt der vroegere godenvereering. Er is eene proeve genomen om 186 Nederduitsche tongvallen vergelijkender wijs te doen kennen. De heer Joan Winkleb, scherpzinnig waarnemer der gesproken taal, heeft de gelijkenis van den verloren zoon tot een kort verhaal bewerkt en daarvan deze groote hoeveelheid ver talingen gegeven. De tekst begint: „Een vader had twee zoons, waarvan de joDgste", enz. Daar de zinsverbinding met „waar van" om het zoo eenvoudig mogelijk uit te drukken te Domburg buiten ge bruik is, luidt de overzetting geheel anders, dan eenig bewoner dat zou vertellen. Het is niet doenlijk met zoo gebrekkig eene syntaxis een geschiedenis te verhalen, waarin zooveel deelen samengetrokken zijn. Eene andere poging om de tongvallen in de landen „van den Weichsel tot de Schelde" onder dezen titel bijeen te brengen is vervat in den lijvigen arbeid der heeren Leopold. Die stukjes zijn alleraardigst, doch de meeste schrijvers hebben iets afgeronds willen geven met het doel zekere hoeveelheid al of niet plaatselijk dialectische zaken te pas te „jagen" en laten iets anders zeggen dan men hoort. Dan men hoort. Beter is het nog te zeggendan men ongemerkt afluistert. Stel dat een' taalkundige missionaris zich van hofstede tot hofstede begeeft, om zijne waarnemingen te doen. Wie met hem spreekt, zet zijn beste beentje voor en bootst zooveel mogelijk den taalgeleer den na; ieder niet aangesprokene, hoe levenslustig en praatzuchtig overigens, bewaart een somber stilzwijgen, gelijk als bij het huisbezoek van den predikant, zoo ze niet met onberispelijke behendigheid zich uit de voeten gemaakt hebben. Het eenige middel is kostbaar en moeilijk te bekomen. De kennis der volkstaal eischt zekere gemeenzame vertrouwelijkheid met de personen, wier tongval men wil bestu- deeren, twee taalkundige ooren, en zoo danige organen van waarneming, dat de mogelijkheid bestaat, onder een opzettelijk levendig gesprek met de hoofden van het gezin, nauwkeurig af te luisteren wat verhandeld wordt door de overigen, die van de afleiding gebruik maken om eene bijzondere, schoon veelmaal afgebrokene, conversatie „op te zetten." Zoo men iemand, bij voorkeur een der meisjes, naar een woord vraagt, dat zij zooeven gebezigd heeft, dan geeft ze eene uitdruk king terug, die veel van onverschilligheid heeft, doch inderdaad is zij „te midend", welk woord we dan ook ter eere van hare ovei'ige goede eigenschappen en haar on betwistbaar meer dan fraai uiterlijk, straks even zullen bespreken. Om daartoe te komen, beginnen wij een en ander tot voorbeelden van het gezegde te geven, en gaan van de zooeven in 't gesprek gemengde jongedochter, eers- halve over tot de vrouw in het algemeen. Waar in Güy de Vlaming gezegd wordt: De schoonheid is in alle standen Niet zeldzaam in de Vlaamsche landen, daar kan men dit gerust op Walcheren toepassen, omdat Zeeland Bewesten-Schelde eerst onder het Henegouwsche huis aan Holland in oppergezag kwam en tot zoo lang den graaf van Vlaanderen tot souverein had. Daar de eene proef zoo goed is als de andere, volgen wij het „zuinige" voor schrift het keukenboek en nemen van 't beste. Amsterdam. (Wordt vervolgd.) J. G. Fbedebiks. Assurantiën. M. J. DOORENBOS, Middelburg, Noordstraat L 117. Antiquiteiten (Delftsch Aardew., Porselein, Zilverw.) W. tJ. BAL, Middelbnrg, Krommeweelo L 27. J. A. Vi'. DU BOIS, Middelbnrg, Lange St. Pieterstraat A 79. Badstoelen. J. F. SCHEIJBELER, Middelb., Vlasmarkt L 17 (Reparatie). Ywlkrwm¥m'-Q J. F. SCHEIJBELER, Middelb., Vlasmarkt L 17 (Reparatie). J. A. W. DU BOISj Middelburg, Lange St. Pieterstraat A 79. t

Krantenbank Zeeland

Domburgsch Badnieuws | 1892 | | pagina 2