Advertentiën en Adressen.
MIENTJE.
Groote Zaal
van het Badpaviljoen.
Reisgelegenleden.
Omnibusdienst
Dagelijks uitgezonderd des Zondags, van
Domburg naar Middelburg des voorm.
8 uren (afrit Hotel schuttershof), en
terug van Middelburg des nam. 3'/2 uren
(afrit Groote Markt, wed. Gbobnewegen).
Prijs f 1.enkele reis en heen en terug
op denzelfden dag.
Dagelijks van Middelburg naar Domburg
een tramomnibus des nam. 1'/-, ure (afrit
Groote Markt, Nederlandsch koffiehuis
J. M. van dee Habst) en terug van
Domburg des nam. 8 ure (afrit Bad
hotel). Prijs 1.enkele reis en
f 1.25 voor heen en terug op den
zelfden dag.
terugde zeedijk en lichttoren te be
zien (3'/a uren).
Aan de bezoekers der badplaats is het
wandelen over deze landgoederen door de
eigenaren welwillend vergund.
2)
EENE VERTELLING
doob
P. NAGTGLAS.
AMUSEMENTEN.
Zatendag 6 Augustus 1892,
des avonds 6'/2 ure,
Kinderbal tot 9 uur.
Badpaviljoen met groote zaal,
biljartzaal, leeskamer, damessalon met toren,
belvedère en ruime veranda's.
In de leeskamer liggen de volgende
tijdschriften en couranten ter lezing:
TIJDSCHRIFTEN.
Illustrated Londen News.
The Graphic.
Punch.
Bow Bells.
Argosy.
L'Illustration.
Journal Amusant.
Ueber Land und Meer.
Die Gartenlaube.
Schorer's Familienblatt.
Fliegende Blatter.
Holl. Illustratie.
Nederl. Illustratie.
Nederl. Spectator.
Uilenspiegel.
Hum. Album.
Eigen Haard.
De Huisvriend.
Aarde en haar Volken.
De Natuur.
De Navorscher.
Vragen van den dag.
De Huisvrouw.
De Dageraad.
Elsevier's Geill. maandschr
De Gids.
COURANTEN.
Nieuws van den dag. Mtddelbursche Courant.
Utrechtsche Courant. Indépendance.
Nieuwe Rotterdammer L'Etoile Beige.
Algemeen Handelsblad. KÖlnische Zeitung.
Weekblad Amsterdammer. Courier de Schéveningue
Zondagsblad. Domburgsch Badnieuws.
Haarlemschc Courant.
Uit het kastje met boeken in de leeszaal,
dat met eenige werken, waaronder een
dertigtal voor de jeugd, vermeerderd is,
kunnen badgasten, houders van toegang-
kaarten, dagelijks tusschen 11 en 12 ure
des voormiddags, boeken ter lezing krijgen,
mits men het nummer van het boek en zijn
naam teekene op eene lijst bij den kaste
lein voorhanden. Voor jeugdige lezers zal
door de ouders moeten worden geteekend.
Uitstapjes te voet:
Naar de manteling en door het overbosch
van de buitenplaats Duinvliet terug
(V2 uur).
Naar de manteling over het landgoed West-
hove en door het Overbosch van Duinvliet
terug uur).
Naar het landgoed Schoon-Oord (langs den
straatweg), vervolgens links af, en door
de bosschen van het landgoed Duinbeek
of van Berkenbosch terug (l/2 uur).
Naar de Oranjezon, door de manteling ach
ter Westhove en terug langs de land
goederen O verduin en Zeeduin (3 uren).
Naar Aagtekerke en over Oostkapelle terug
(2 uren).
Naar Westkapelle en over Aagtekerke
Het is eenige jaren verder. In Vlissin-
gen woont Mientje alléén en menigmalen
klopt haar hart van bange vrees, want
Gaston is bij den oorlog. In het gevecht
bij Bergen in Noord-Holland, heeft hij zich
onderscheiden en toen hij een door hem
veroverden Engelschen standaard aan den
opperbevelhebber aanbood, heeft generaal
Brune hem tot luitenant benoemd. Later
is hij bij het leger in Duitschland geplaatst,
waar zijne vrouw hem volgde. Op het
slagveld van Austerlitz schonk keizer
Napoleon hem het legioen van eer en
kort daarop werd hij tot kapitein bevorderd.
Een der bloedigste worstelingen van den
oorlog van 1807 was de slag van Fried-
land, waar de Russen een nederlaag leden.
Niet ver van het strijdperk lag op een
hoogte tusschen dichte donkere pijnbos-
schen een groot, somber, oud klooster. Op
den avond na het gevecht, zag men op den
kronkelenden zandweg naar den heuvel,
een lange rei boerenkarren, waarvan de
reeds afgelegde weg werd aangewezen door
roode druppels en vochtige donkere strepen.
Dat was menschenbloed, sijpelende uit het
doorweekt stroo. Jonge mannen, die elkan
der nooit hadden gezien, geen vijanden
waren, en in gewone omstandigheden zeker
gaarne elkander van dienst zouden zijn
geweest, waren, aangehitst als wilde dieren,
gelijk dolzinnigen gaan strijden, en deze
bloedige, bleeke, van koorts bevende en
klappertandende verminkten en gekwet
sten, getuigden op een ontzettende wijs
van de snoodheid der machthebbenden,
die van een God des oorlogs durven
spreken en vergeten dat heel wat nobeler
strijd, de kamp is, tegen onwetendheid,
verarming, ellende en ziekte. Het klooster
was in dien somberen nacht met gewonden
gevuld en in de groote zalen zag men overal
den afschuwelijken nasleep van den krijg.
In een klein vertrek lagen eenige ge
kwetste officieren, die, na een paar dagen,
liefderijk verpleegd werden door eene jonge
vrouw in wie wij Mientje herkennen. Zij
was, zoo als wij weten, het leger gevolgd
en toen zij vernam, dat haar echtgenoot
door een houwitser-scherf gewond was,
snelde zij aanstonds ter hulp. Zij had
een zware taak te vervullen, wat zij echter
met voorbeeldelooze zorg en onvermoei-
den ijver deed, doch die verlicht werd
door haar opgeruimd gemoed want zij
begreep dat* moedeloosheid de diepst in
vretende kanker is van het menschelijk
leven. Een week later was het klooster
in rep en roer, daar het bericht kwam,
dat Napoleon de ziekenzalen zou bezoeken.
De keizer kwam dan ook, met zijne ad
judanten en officieren. Kapitein Lefort
kreeg een vriendelijk woord en het uitzicht
op spoedige bevordering, terwijl „le petit
caporal" met zijn betooverenden blik en een
glimlachje, „la belle Hollandaise", zoo als
hij tegen generaal Rapp fluisterde, in de
helder blauwe oogen keek en naar zijn
gewoonte, aan het oor trok, haar dank
zeggende voor de goede zorgen aan zijne
brave officieren bewezen. Die lof was wel
verdiend, want zij had werkelijk veel
goeds gedaan en nergens komt een vrouwen
ziel schooner uit dan in het helpen en
troosten Haar trouw werd dan ook
beloond; alle officieren herstelden en na
eenige weken kon Lefort, doch nu als
bataillons-kommandant, in de gelederen
treden. Na den slag van Wagram werd
hij kolonel, en bij de groote promotie, ter
gelegenheid der geboorte van den koning
van Rome, generaal.
Niet lang daarna werd hem een gewich
tige militaire zending naar Zweden opge
dragen, waar maarschalk Bernadotte toen
kroonprins was geworden. Mevrouw Le
fort mocht haar echtgenoot vergezellen
en uit die dagen is een brief aan hare
pleegmoeder te Vlissingen, met wie zij
steeds een hartelijke gemeenschap onder
houden had.
„Gij zult vreemd opkijken, moedertjelief,
schreef zij, over 'tgene gij nu vernemen zult,
want in de laatste dagen heb ik zonderlinge
dingen beleefd, die eigenlijk wel in een
vertelseltje konden staan. Verbeeld u,
dat wij op onze te huisreis in een klein
stadje aan de kust der Oostzee moesten
overnachten, daar het rijtuig, op de in
dit seizoen schier onbruikbare wegen,
„onklaar" was geworden, zooals vader placht
te zeggen. De burgemeester kon gelukkig
een beetje Fransch en scheen vereerd te
wezen, dat een zóó groot heer als een
generaal des keizers, bij hem logeeren zou.
"Wij kregen dan ook de pronkkamer tot
slaapvertrek, en toen ik 's morgens uit
de hooge bedstede keek in de met donker
hout beschoten kamer, met slagvensters
en kleine ruiten, waardoor men op de zee
uitzag, en een paar piezels (zooals men in
Vlissingen zeggen zou) waarop groote
porceleinen pullen en kommen prijkten,
kreeg ik een zonderlinge gewaarwording en
leek het wel, of ik dat alles wel eens mee*
had gezien of misschien gedroomd had, dat
ik als een klein meisje op die zelfde matten-
stoelen met hooge ruggen aan de groote
plompe vierkante tafel had gezeten. Nog
nooit had ik iets dergelijks ondervonden,
en de indruk was zóó sterk, dat Gaston,
dien ik het vertelde, besloot om den
burgemeester eens naar de geschiedenis
van het huis te vragen. Hoewel het
antwoord niet gemakkelijk te verstaan was,
begrepen wij toch, dat de woning nu, een
dertig jaren geleden, aan een scheepskapitein
behoorde, een verren neef van den tegen-
woordigen eigenaar. Die gezagvoerder
was met vrouw en kind op een hem toe
komend schip, volgeladen met graan, naar
Antwerpen vertrokken, doch men had
nooit meer iets van het vaartuig vernomen
en waarschijnlijk was het met man en
muis in de Noordzee op de Vlaamsche
banken gebleven. Toen ik verder vroeg
en dat in verband bracht met alles wat
vader van mijne redding had verteld, werd
mij alles duidelijk, en wist ik dat ik
Knutson heette; doch vernam tevens dat
er, behalve een verre neef, de burgemeester,
niemand mijner bloedverwanten meer be
kend was. Gij begrijpt, moederlief, dat
het verhaal als een loopend vuur door
het stadje ging en dat velen uw „zee
kind" kwamen bezoeken, waarbij het mij
toescheen als of mij door de herinnering
zelfs de taal langzamerhand minder vreemd
klonk. Er was onder die menschen een
meer dan zeventigjarige zeeman, die mij
in gebroken Hollandsch vertelde, dat hij
nog bij mijn vader gevaren had, en dat
de eerlijke brave schipper Knutson en
zijne lieve mooie vrouw de allerbeste
menschen waren die hij ooit had gekend.
Dat uw Mientje dien dag dikwijls de een
zaamheid zocht, om daar, op zijn Vlissings
gezegd, eens flink „uuttejulen", zult ge
wel begrijpen."
(Slot volgt.)
Gevonden voorwerpen.
Een paarlemoeren luciferdoosje. Een
wandelstok. Een brandglas.
Antiquiteiten (Delftsch Aardew., Porselein, Zilverw.)
W. G. BAL, Middelburg, Krommeweele L 27.
J. A. W. DU BOIS, Middelburg, Lange St. Pieterstraat A 79.
Assurantiën.
M. J. DOORENBOS, Middelburg, Noordstraat L 117.
Badstoelen.
J. F. SCHEIJBELER, Middelb., Vlasmarkt L 17 (Reparatie).