DE ENGELSCHEN IN WALCHEREN
Hulpkantoor der posterpen te
Domburg;.
Geopendop werkdagen van 93 en
67 uren.
Op Zondagen van 912 en 67 uren.
Vertrek van Middelburg vrm. 6.30 nam. 1.
Domburg 4.45 1.30
Aankomst te Domburg 8.45 4.15
Middelburg 8.4.45
NB. Zondags vertrekt van Middelburg,
zoowel als van Domb., alleen de eerste post.
Telefoonkantoor te Domburg.
Geopend op werkdagen van 92 en 6 7 u.
Zondagen 912 67
Openbare Godsdienstoefening.
Zondag 10 Juli.
Ned. Herv. Gemeente.
Voorm. 9 uur Geen dienst.
Nam. 2 uur Ds. E. Loen van Grijpskerke.
Christelijk Gereformeerde Gemeente.
Voorm. 9 uur Ds. B B. van den Hoobn.
Nam. 2 uur Ds. B. B. van den Hoobn.
1) toob
F. NAGTGLAS.
Toen ik, nu twee en veertig jaren ge
leden, voor het eerst in Zeeland kwam,
trok het mijne aandacht dat in het stille
Zierikzee, waar het dagelijksch leven
doorgaans zoo rustig en kalm pleegt voorbij
te glijden, de herinnering aan de eerste
jaren dezer eeuw nog in kleurige frischheid
in het geheugen was gebleven, en dat er
vooral over de gebeurtenissen van het
jaar 1809 gesproken werd, als of zij pas
onlangs hadden plaats gehad. Enkele
jaren later mij in Middelburg vestigende,
vond ik, in verschillende kringen der maat
schappij, diezelfde indrukken nog helder
en scherp geteekend. Nu echter de tijd-
genooten meer en meer van het wereld-
tooneel aftreden, zijn ook de beelden van
het verledene verbleekt, welke die merk
waardige dagen levendig in het geheugen
hielden. Tegenwoordig is de bijzondere
belangstelling in die gebeurtenissen genoeg
zaam geweken, men hoort er zelden meer
over spreken en zij kunnen tot het gebied
der geschiedenis worden gerekend.
Er schijnt werkelijk een tijdperk te zijn,
waarin belangrijke voorvallen zich in het
schoonste licht der herinnering vertoonen
en dit is dunkt mij, niet moeielijk te ver
klaren. Kort na eenige gebeurtenis zijn
de indrukken doorgaans te sterk en te
afwisselend en heeft de koude werkelijk
heid geheel de overhand, later komt ver
beelding en overlevering in het spel, waarna
de indrukken meer en meer verflauwen,
en ten laatste schier geheel uitgewischt
worden. De meeste harmonie tusschen
werkelijkheid en illusie schijnt te bestaan,
wanneer de jongelingen, die zekere gebeur
tenissen beleefden, grijsaards zijn geworden,
voor wie het verledene steeds eene bijzon
dere aantrekkelijkheid heeft, en die zich
zoo gaarne in de dagen hunner levens
volheid verdiepen.
Aan die eerste krachtige indrukken bij
mijne komst in Zeeland, schrijf ik het toe
dat het jaar 1809 mij steeds eene bijzondere
belangstelling heeft ingeboezemd.
Het was echter ook werkelijk een zeer
merkwaardig jaar en een der gewichtigste
dat in de geschiedenis van onze provincie
staat opgeteekend.
Over dien tijd wil ik thans naar aan
leiding der Middelburgsche courant van
die dagen en andere nog minder bekende
bronnen, een en ander mededeelen.
De couranten vangen aan met berich
ten uit het buitenland, en het ontbrak
daar ook niet aan belangrijke tijdingen,
De „histoire bataUlewas aan het
woord en Napoleon „de onvergelijke
lijke Napoleon," zooals zijn aanbid
ders hem betitelden, en die zich zelf
in zijne proclamatie aan paus Piüs den
7den, opvolger van Kabel den Grooten
noemde, naderde het glanspunt van zijn
loopbaan. Bij den aanvang van het jaar,
was de keizer te Madrid, en sprak de
Spanjaarden toe op een toon van onbe
grensde ijdelheid getuigende; nog in
dezelfde maand vertrok hij naar Parijs,
het bestuur aan zijn broeder Josef, of
liever aan de Fransche maarschalken Soült
en Junot, hertogen van Dalmatie en
Abrantés, overlatende. Hoewel men in de
Middelburgsche courant slechts van over
winningen leest, gingen de zaken voor
den spotkonnig toch niet voordeelig. De
vreeselijke belegering van Saragossa, waar
iedere straat en ieder huis moest bestormd
worden, en waar de Franschen op den
19 Februari slechts een met lijken bedek
ten puinhoop in bezit namen, heette wel
een luisterrijke zegepraal, maar was toch
eigenlijk een zedelijke nederlaag. Kort
na dien val wordt de latere hertog van
Wellington, als generaal Abthdb Wel-
lesey het hoofd der Engelsche hulptroe
pen, welke de Franschen uit Portugal
hadden verdrongen, ook in Spanje meer
genoemd, en de overwinning op 27 en
28 Juli 1809, bezorgde hem den titel van
Viscount Wellington of Talavera. Daarna
wisselde echter de krijgskans en er moest
nog heel wat bloed gestort en menschen-
geluk vernietigd worden, eer het er in het
schiereiland, naar een geliefkoosde uit
drukking dier dagen, voor de Franschen
„Spaansch" begon uit te zien. De tijdin
gen uit Spanje wekten hier altijd groote
belangstelling, daar eene Hollandsche
brigade, onder generaal Chassé, aan die
meestal zoo afgrijselijke krijgsverrichtingen
deel nam, en in verschillende gevechten,
o. a. in den Cuidad-Real op 27 Maart,
medegedeeld in de courant van 6 Mei,
met grooten lof wordt vermeld.
Pruissen mokte in stilte na de
nederlagen van Jena, Eijlau en Fried-
land. Mannen als Stein, Habdenbebg
Schabnhobst en anderen, peinsden echter
reeds over de wedergeboorte van hun
vernederd vaderland, en hun streven, aan
Bonapabte niet onbekend, maakte in hooge
mate de woede van den veroveraar gaande.
In de courant van den 14 Januari leest
men„De bekende Stein, welke pogingen
gedaan heeft om onlusten in Duitschland
te doen ontstaan, is tot vijand van Frank
rijk en het Rijnverbond verklaard. De
goederen die gezegde Stein aldaar bezit,
moeten verbeurd verklaard worden, en
hij zelf zal overal waar men hem meester
kan worden, moeten worden gevat." Enkele
pogingen aangewend om het Duitsche volk
in opstand te brengen, bleken vruchteloos.
Nog was de tijd daarvoor niet rijp en vele
Duitschers hadden, gelijk te begrijpen is,
nog meer oog voor den bezem, waarmede
de Franschen het vuil van een eeuwen lang
wanbestuur hadden opgeruimd, dan voor de
roede waarin zij dien spoedig zagen verande
ren. Men herinnert zich den onbezonnen
strijd van den jeugdigen majoor Schill
in 1809. De wilde moed van hem en
zijne huzaren, mocht niet baten en op den
31 Mei werd Stralsund door Hollandsche
en Deensche troepen bestormd en ingeno
men. Het hoofd van den dapperen jonge
ling, door professor Bbcgaians in liquor
bewaard, bleef jaren lang in ons Leidech
museum voor ieder te zien, tot dat nog
niet zoo heel lang geleden, die afschuwe
lijke krijgstrophee, een slag in het aange
zicht van ons eigen ras, door de Pruissische
regeering opgeeischt werd en onder een
gedenkteeken eene eervolle rustplaats kreeg.
Nog romantischer schier was de tocht van
den jongen hertog Willem van Bbuins-
wijk, die met zijne zwarte zoogenoemde
doodshoofdhuzaren, gesteund door de
klimmende verbittering des volks, een
groot gedeelte van Duitschland doortrok
en na een tal van schermutselingen veilig
de Engelsche schepen bereikte, welke den
Weser blokkeerden. Ook het aan zijne
vorsten getrouwe Tirol bleef in opstand.
Het einde van het jaar was daar ook het
einde van een somber drama en in de eerste
dagen van 1810, wei-d de edele Andbeas
Hofeb, op rechtstreeks bevel van Napo
leon, te Mantua gefusilleerd.
Die worstelingen waren echter onbe
duidend bij den vreeselijken strijd in
Zuid-Duitschland gevoerd. De couranten
zijn schier gevuld met die legerberichten
en als men de armen van den telegraaf
op den Abdijtoren in beweging zag, kon
men met eenige zekerheid voorspellen, dat
spoedig een buitengewoon nummer het
bericht eener overwinning verbreiden zou.
In Maart brak de oorlog tusschen Oosten
rijk en Frankrijk uit, en namen de oorlogs
tijdingen in omvang toe. De aartshertog
Kabel, in krijgsbeleid minstens de evenknie
van Napoleon, werd na de nederlagen
van Lantshut en Eckmühl naar Bohemen
gedrongen; op den 10 Mei rukten de
Franschen Weenen binnen, en verkondigde
de keizer aan zijn leger „dat de benden
van Cesab over de gewapende zwermen
van Nerxes hadden gezegevierd."
Hoe schitterend ook de overwinning
was door den aartshertog Karél, acht
dagen later over de Franschen bij Asperen
en Esslingen bevochten, verhinderden sleur
en tweespalt, altijd de vloek der Oosten-
rijksche legers, om er de vruchten van te
plukken, welke geheel verloren gingen,
toen Napoleon, door een meesterstuk van
krijgskunde, den 5 en 6 Juli zijne vijanden
bij Wagram wist te overvleugelen, en een
zoo beslissenden nederlaag toebracht dat,
na een korte wapenstilstand, de voor
Oostenrijk vernederende vrede te Schön-
brün werd gesloten.
Gelijk te denken is, werd iedere neder
laag der Franschen door de couranten
in een overwinning herschapen, en eene
werkelijke zegenpraal zoo schitterend uit
gebazuind, dat het walgelijk is om de
vleijerijen te lezen, welke onze goede Mid
delburger aan den Moniteur ontleende.
Door oorlogsroem beneveld, was er voor
waarheidsliefde geen plaats meer, en in
de bijna Goddelijke vereering van hun
keizer, bewierookten de ijdele Franschen
eigenlijk zich zeiven.
(Wordt vervolgd.)