CYPRAEA MONETA
HET BADSEIZOEN VAN 1886.
Aanbevelenswaardige Wandelingen.
1. Door de manteling en door het over-
bosch van de buitenplaats Duinvliet
terug (»/2 uur).
2. Door de manteling over het landgoed
Westhove en door het overbosch van
Duinvliet terug. uur).
3. De straatweg tot aan Schoon-Oord,
vervolgens links af, en door de bosschen
van het landgoed Duinbeek of van
Berkenbosch terug. (l'/2 uur.).
4. Door de manteling achter Westhove
naar de Oranjezon, en terug langs de
landgoederen Overduin en Zeeduin.
(3 uren).
5. Bij laagwater naar de in de achttiende
eeuw ontdekte oude begraafplaats aan het
strand achter Westhove en terug. (1 uur).
6. Naar Aagtekerke en over Oostkappel
terug. (2 uren).
7. Naar Westkappel en over Aagtekerke
terug; de zeedijk en lichttoren te be
zien. (3% uren).
Aan de bezoekers der badplaatsen is
het wandelen over deze landgoederen door
de eigenaren welwillend vergund.
Gegroet, gij Oceaan, gebied der wijde
wateren
Gij wereld, de onze in niets gelijk
Gegroet, 'k hoor reeds van ver' uw dui
zend stemmen schatren
Vreemd, onbegrijpelijk, wonderrijk.
Dat stort een stroom van weelde in 't hart
Te dwalen langs de duinen,
Te blikken van haar kruinen,
Tot in de domm'lig blauwe vert'.
doos
J. M. J.
Onder de zaken, welke in dezen zomer
door de zorgen van verschillende per
sonen in het badpaviljoen zijn bijeen ge
bracht, behoort ook een kleine verzameling
schelpen, die op het strand van Domburg
worden aangetroffen. Die verzameling is
verre van volledig, zij is slechts de grond
slag voor eene toekomstige verzameling
van alle schelpsoorten, die op ons strand
worden aangetroffen. Wij vinden er even
wel een schelpje, waarvan 't niet onnoodig
is eenige opheldering te geven omtrent
de reden, waarom het hier eene plaats
ontving, 't Is de Gypraea monetaeen
schelpje, dat op de stranden der Moluk-
sche eilanden t' huis behoort.
In den 3en jaargang van het Badnieuws,
no. 10, maakten wij reeds melding van
het vinden van dit schelpje. Hoe kwam
het aan ons strand? Nasporingen brachten
aan 't licht, dat na onstuimig weder aan
den voet van den Westkappelschen zeedijk
duizende exemplaren er van gevonden
worden, en wel in de nabijheid van de
plek, waar een paar jaren geleden, de
overblijfselen van een groot schip werden
opgegraven. Volgens de overlevering moet
dat schip „de Reigersbroek" hebben ge-
heeten, een fregat van de Oost-Indische
Compagnie, dat omstreeks 1730 verging
in de onmiddelijke nabijheid van de kust.
Dat vaartuig was gedeeltelijk geladen met
de schelpen, waaarvan sprake is en was be
stemd naar de Westkust van Afrika. Daar
werden de schelpen geruild tegen slaven,
die op hunne beurt weer vervoerd werden
naar onze West-Indische bezittingen. In
een bijdrage van dr. Y. Keuzee „over
de Weekdieren" (Album der Natuur, jaar
gang 1871) vinden wij opgeteekend, dat
voor 12000 pond van deze schelpen,
Cauri's, 500 a 600 beste slaven te be
komen waren. V olgens Beckman Waaren-
kunde) kocht men in Bengalen in 1766
2560 stuks voor een daalder, dat is 17
voor een cent. De aanvoer van Cauri's
was echter te overvloedig, zoodat reeds
in 1770 voor dezelfde hoeveelheid menschen-
vleesch 25000 pond geëischt werd en op
het laatst der vorige eeuw moest daaraan
nog kruit, geweren, geel koper en derge
lijke zaken worden toegevoegd.
't Is mij onbekend of in andere provin
ciën van ons vaderland Cypraea moneta
als betaalmiddel bij gezelschapsspelen
wordt gebruikt. In Zeeland was en is
dit nog het geval bij de boerenbevolking.
Men geeft aan de Cauri's den naam van
„keutjes" omdat ze in vorm eenige ge
lijkenis hebben met een varkenssnuit.
Meestal worden 20 keutjes bij 't spel met
één cent betaald, en 't verdient opmerking
dat die prijs vrij wel overeenkomt met
de waarde, die men er vóór 150 jaren
aan toekende bij 't betalen van een slaaf.
Wanneer wij dus met recht de Cauri's
met den naam bloedgeld brandmerken en
den handelsgeest der „Compagnie van verre"
verafschuwen, waar zij zelfs den menschen-
handel niet beneden zich achtte om haar
goudhonger te stillen, wij kunnen ons
evenzeer verheugen over de mildere be
grippen ten opzichte van onzen zwarten
natuurgenoot in onze dagen, daarbij be
denkende, dat iedere menschelijke hande
ling moet beoordeeld worden volgens de
heerschende zeden en gewoonten van den
tijd, waarin zij bedreven wordt.
De zomer is weder ten einde en de
dag van heden kondigt ons het begin van de
herfst aan. De meeste badgasten zijn
reeds vertrokken en nog slechts enkele
familiën zijn overgebleven. Jammer voor
hen, die voor de gezondheid hunner kin
deren hierheen waren gekomen, dat de
werkelijke zomer eerst op het laatst van
Augustus is begonnen, juist toen de meesten
wegens den aanvang der scholen reeds
moesten vertrekken.
Wie herinnert zich zulk een prachtige
maand September als dit jaar? Warme
zonnige dagen, heerlijk weêr zonder tus-
schenpoozen.
Dit maakte dan ook dat Domburg nog
vrij goed bezet bleef, en er in deze maand
veel meer zeebaden werden genomen dan
in andere jaren. In het geheel werden
tot heden 2320 baden gebruikt of 330
meer dan in 1885. Ook het aantal bad
en logeergasten was veel hooger en wel
657 personen tegen 556 in het vorige jaar.
De hotels en alle woningen en op
trekjes waren gedurende geruimen tijd
bezethotelhouders en verhuurders hebben
dus vermoedelijk ook geene slechte zaken
gemaakt.
Op het badstrand zag het er dezen
zomer dikwijls alleraardigst uit; van de
badstoelen werd een druk gebruik gemaakt,
niettegenstaande het aantal aanmerkelijk
was vermeerderd en door de badcommisie
een nieuwe flinke ruime tent voor de
badgasten op het strand was geplaatst.
De kleine houten tenten van particulieren
aan den rand der duinen schijnen, hoewel
zij nu juist niet tot verfraaiing van het
strand bijdragen, toch nog altijd in den
smaak te vallen, althans dit jaar waa
het aantal grooter dan ooit te voren.
Onder de wenschelijke zaken die de
heer Nagtslas in zijn terugblikin het
eerste nummer van dezen jaargang besprak,
behoorde ook een Wandelkaart. Aan
dezen wensch is reeds gehoor verleend, en
wij hadden dezer dagen het genoegen
een, door den heer C. D. Nagtglas Veb-
steeg, civiel ingenieur, ontworpen wandel-
kaart van Domburg en omstreken te
bezichtigen. Deze kaart, zeer netjes en
nauwkeurig geteekend en waarop car
tons, op grootere schaal, van de meer
nabij gelegen buitens, waarover de vrije
wandeling aan badgasten is toegestaan,
zal ongetwijfeld voor bezoekers van Dom
burg, die de omliggende buitenplaatsen
en gemeenten wenschen te doorwandelen,
van groot nut en gemak zijn!
Ofschoon de groote plannen in het
laatste nummer van het Badnieuws van
verleden jaar besprokenhet bouwen van
een groot hotel, aanleg van een spoorweg,
enz. enz., niet tot uitvoering zijn gekomen
en zij, die bevreesd waren dat Domburg
weldra onder de wereld-zeebadplaatsen
zou worden opgenomen, voorloopig nog
gerust kunnen zijn, zoo zijn er toch ver
schillende andere teekenen van vooruit
gang op kleinere schaal, die velen met
ons waarschijnlijk liever zullen zien. Wij
bedoelen het bouwen van villa's door
bijzondere personen.
Behalve die van Dr. Mezgeb, oostelijk
van het Badhotel, en eene van de dames
Luteijn aan de zuidzijde van het dorp,
reeds kortelijk in no. 8 van dit blad ver
meld, zullen er nog twee andere verrijzen
en weleene, recht over de Noordstraat
tegen de duinen, van den heer F. Alden-
betjck uit Keulen en een tweede, noord
oostelijk achter het Badhotel op het duin
tegen de eerste manteling, van den heer
Sommerhoff uit Frankfurt a/M.
Zijn deze eenmaal voltooid, dan ligt het
dorp als het ware door een gordel van
villa's omgeven, en zal deze „vreedzame
annexatie" zooals dezen zomer de bouw
plannen der Duitschers door iemand ge
noemd werden, Domburg ten goede komen.
Maar op deze wijze kan het toch nog
blijven, wat het tot heden geweest is,
eene heerlijke rustplaats voor ouders, een
dorado voor kinderen en een gezegend
plekje voor allen die gaarne frissche zee-
en boschlucht inademen, de vrije natuur
genieten en geene behoefte gevoelen aan
de verschillende vermakelijkheden eener
groote badplaats!
Moge het nog lang zoo blijven!
Met een woord van hartelijken dank
aan inteekenaren en medewerkers voor
hunne belangstelling en welwillendheid,
sluiten wij dezen vierden jaargang van
het Domburgsch Badnieuws.
Domburg, 21 Sept. '86. H. J. B.