Een lange Brief en langer Antwoord,
Verloren voorwerpen.
Vergelijken is een moeilijk werk. En
zou „de stemming" waarin men zelf ver
keert hierbij niet als overwegende factor
moeten gelden P
2. Het concert.
Overeenkomstig de aankondiging in het
vorig nommer had op 22 dezer des avonds
het concert in het Badhotel plaats.
Het werd gracieuselijk aangeboden door
een der badgasten aan Domburg en om
streken. Hu, op openbaar muziekaal ge
bied hebben wij hier van het goede niet
te veel.
Wie was die badgast?
Zeide ik reeds dat wij niet te veel
moeten vergelijken, ik voeg er bij: onder
zoeken wij niet te veel. Beide lessen
vloeien naar mijne bescheiden meening uit
den zelfden gulden levensregel voort: wan
neer gij genoegen wilt smaken, houdt u
in de eerste plaats aan het tegenwoordige.
Vergelijking en onderzoek, de volgorde
moet eigenlijk omgekeerd worden, zij be-
hooren te huis in de studeerkamer bij
den arbeid des geleerden, liefst bij allen
arbeid, doch veel minder aan het Dom-
burgsche strand. Wie die het wellicht
beter weet dandie eene bad
gast?
Bepalen wij ons er toe hem den wel-
gemeenden dank aan te bieden van allen
die, gebruik makend van zijne vriende
lijke uitnoodiging, een recht genoegelijken
avond mochten doorbrengen, onder het
luisteren naar het muziekkorps der stede
lijke schutterij van Middelburg dat, ge
leid door zijn verdienstelijken directeur,
een ook door rijke verscheidenheid wel
gekozen programma con amore uitvoerde.
Moge ook hij die eene badgast
hier van „het tegenwoordige" genieten,
en daaruit kracht en lust putten voor
verderen arbeid in de toekomst.
3. De tooneelvoorstelling.
Maandagavond 24 dezer, had zij, als in
het vorig nommer werd aangekondigd,
plaats in het Badpaviljoen.
Beide stukjes liepen flink van stapel.
Eerst kregen wij „Papa gaf permissie"
blijspel in 1 bedrijf.
De heer Buldik een welgevuld,
rondborstig vleeschhouwer of ossenslager
wil zijne alleraardigste dochter Lise ge
nezen van haar wat overdreven aspiraties
naar dichten, dichtkunst en dichters. Hier
toe moet dienen de heer Dr. Liebrecht,
een letterkundige met een uiterlijk en
manieren, zonder welke men zich in thans
verloopen tijden geen letterkundige konde
voorstellen. De dochter ontmoet evenwel
in plaats van doctor Liebrecht, diens neef
Karei, een charmant, degelijk jongmensch.
Tusschen dit en het sluiten van een
wettig huwelijk natuurlijk slechts „un pas."
Zoo gaat het in de wereld, ook dat
mejuffrouwen als Aurora Hevel kop, een
blauwkous van den echten stempel, veel
kans loopen geen gewenschten grutter te
krijgen, doch slechts hunne boeken te
behouden. Arme dichteres troost u daar
mede.
Ook Jetje, het dienstmeisje van Dr.
Liebrecht, is door dichter-voorliefde aan
gestoken. Slechts Buldik, zijn neef en
zijne vrouw Dorothea vertegenwoordigen
de zuivere practici dezer wereld. Mogen
zij zich er wel bij bevinden. Haar onze
meening kan een beetje poëzie er bij nu
evenwel zulk een groot kwaad niet, en
ik houd het er voor dat dit, afgaande op
den lust in- en het talent voor de kunst
waarvan zij blijken gaven, ook de meening
onzer tooneelspelers en tooneelspeelsters is.
„Het geheim van Mevrouw," blijspel
mede in 1 bedrijf, dat na de pauze volgde,
voldeed evenzeer als het eerste. Het
werd voor liefhebbers inderdaad vlug en
los afgespeeld.
Wij zien hier eene intrigue zich ont
spinnen uit het feit dat Louise, echtgenoot
van den heer Ferdinand van Maanen, zich
in het geheim door hare kamenier Doortje
laat blanketten. Er heeft eene grappige
verwarring plaats. Mijnheer wil de kame
nier uithooren en zich daartoe met haar
naar het bal-masqué begeven. Louise's
vrijer Hendrik wil eveneens met de kame
nier uit. Mevrouw staat gereed om met
haar man uit te gaan. Mijnheer verdenkt
mevrouw en mevrouw verdenkt mijnheer.
Wederzij dsche verdenking dus. Alles
wordt evenwel ten beste gekeerden wij
leeren uit dit kleine blijspel dat dames
zich niet mogen blanketten in het geheim
of zoo zij dit al doen het uitsluitend
ten behoeve van hare heeren gemaals be-
hooren te doen.
Dank den spelers voor hun spel en den
talrijk opgekomenen voor hunne tegen
woordigheid.
Het staat, dunkt mij, toch als een paal
boven water, dat eene tooneelvoorstelling
zonder publiek eene mislukte tooneelvoor
stelling moet worden genoemd.
dook
M. van Walcheren.
Gij ziet reeds dat ik Domburg in ver
schillende seizoenen heb bespied. Ik had
j dit te danken aan een zware ziekte in
mijn dertiende jaar en meer bepaald aan
een daarop gevolgde samenzwering tus
schen Saabtje, den dokter en onze boter-
boerin, een „moeie" van Saabtje, die
te Domburg woonde. Hoe het hun gelukt
is mijne ouders van de mogelijkheid van
wat dezen onmogelijk scheen te overtuigen
is mij nooit gebleken, maar een feit is,
dp,t ik op zekeren marktdag in dekens
gepakt en met mijn kleêrkoffertje onder
de voeten tusschen ledige botermanden in
naar Domburg reed met het zalig vooruit
zicht er maanden te blijven. In het eerst
voelde ik mij te zwak om er iets anders
te doen dan in het lauwe zand naar de
lucht te liggen kijken, of met droomerig
welbehagen toe te zien hoe de blauwe en
bonte duinkapelletjes over het helmgras
zweefden en de roode Lieve-Heersbeestjes
er tegen opklauterdenmaar allengs keer
den mijn krachten, en al mijn oude liefde
voor Domburg smolt toen in mij met het
verhoogde levensgevoel der herstellende
samen tot een genot zoo innig en diep,
dat het, als het ware, de wijding van mijn
zieleleven mocht heeten. Hog juist zwak
genoeg om niet door werkeloosheid te
worden verveeld, zwierf ik uren aan uren
langs het strand, of door de bosschen, of
over den nu eens zandigen dan veerkrach-
tigen bodem van het golvende duin.
Geen liefelijk schoonheidsgeheim, dat mij
mijn Domburg toen niet openbaarde in zijn
schilderachtige ligging door de morgenzon
beschenen of door de avondschemering in
nevel gehuld. Ik wist van ieder schoon
gezichtspunt wannéér dit het schoonst was,
en alle trekken van het landschap waren
mij als die van een mij dierbaar gelaat.
Ik kreeg er de bloemen lief en leerde er
den zang van de vogels onderscheiden; ik
nam er les bij de natuur en zij wijdde
mij in tot mysterieën van kleuren en
lijnen, zij zeide mij niets van een slang,
maar zij toonde mij een Paradijs. Duide
lijkst vernam ik des avonds haar stem,
wanneer ik nooit verzuimde een half uur
vóór zonsondergang op te klimmen naar het
Plateau, naar die hoogste en grootste van
Domburgs duinen, met haar heerlijk verge
zicht over zee en land. Meest waren wat
ik er aanschouwde vreedzame beelden
blozend avondlicht en zacht wegdommelend
verschiet ter ééne zijde, met weiden en
akkers en daartusschen dorpen met slanke
kerktorens, groepjes huizen en boomen, en
op den voorgrond vrijwillig huiswaarts
keerend vee, dat zijn weg zocht over de
oneffenheden van het duindal, als een
Zwitsersche kudde over de bergen. Wendde
ik het hoofd, dan zag ik de zee met haar
zilverblank schuim en onbezoedelde wateren,
zoo zuiver lichtgroen als geen visschers-
strand te zien geeft. Van tijd tot tijd
gleden schepen voorbij in den lichtglans
der al dieper en dieper dalende zon en,
klein maar scherp, teekenden zij zich af
tegen het hel stralend verschiet, tot straks,
in goud en purper, de dagvorstin ter ruste
ging en eindelijk sterren te voorschijn
kwamen aan den verbleekten, snel zich
verdonkerenden trans. Maar ook andere
tooneelen heb ik aanschouwd op datzelfde
Plateau. Ik heb er geknield, als de orkaan
mij 't rechtop staan belette en in bewon
derende ontzetting er gestaard op de zee
in haar majesteit, als zij bij storm of
springtij in woede zich verhief tegen het
menschenwerk, dat onze kust beveiligt, en
de eene reusachtige golf na de andere
krachtig opbruischte tegen het duin om
daar schuimend te breken, als zij niet
slechts de leelijke tentjes verachtelijk ver
nielde, maar ook palen uitrukte en steenen
wegslingerde van die paalhoofden, zoozeer
door u bespot, maar door de machtige
zee als tegenstanders met haar hoogste
verbolgenheid verwaardigd. Wat weten
van een branding als deze uw Hoordhol-
landsche badstranden? Hier opent de zee
haar afgrondskolken tot tegen het land
en stuwt in letterlijken zin haar golven
hemelhoog tegen het sombere zwerk. Hier,
met de handen aan het helmgras mij klem
mend en de fladderende haren met schuim
overspat, heb ik haar aanschouwd in haar
heerlijkheid, in haar alles overtreffende
grootheid, de zee van mijn Domburg, de
vrije, de frissche.
Lief Domburg, mij zoo dierbaar, mag
ik niet ten minste eerbied vragen voor uw
mij heilige schoonheid, ook aan wie u niet
kunnen liefhebben, omdat zij u niet hebben
gezien
Want dat gij Zee lands Eldorado inder
daad niet hebt gezien, lieve Hebman en
Maeie, hiervan heeft, hoop ik, dit schrijven
u overtuigd, al heb ik zelfs niet beproefd
uw bezwaren te weerleggen en al sta ik
er niet voor in, dat in bijzonderheden alles
nog is als toen ik kind was. Ik weet
toch dat mijn Domburg niet anders dan
zichzelf kan zijn gebleven, en daarom be
schuldig ik u van te hebben geoordeeld over
hetgeen gij niet kent.
Hiet waar, gij belastert mijn „liefste
plek" nooit meer?
Uw trouwe zuster,
Magda.
Een flacon met goud.