8) Uit het leven aan eene kleine
Zeebadplaats.
door H. J. B.
„Is u hier reeds lang, mijnheer von
Specht P"
„Seit vorgester, minheer en ik find het
hier reizend, und so viele lieve badegasten
antwoordde hij met een verliefden blik
op Claba.
„En denkt u hier dezen zomer wat te
blijven P"
„Ik pin nog nicht fast entschlossen,
maar denke wohl einige tijd hier zn ver-
weilen," en wederom werd een smachtenden
blik op Claea geworpen.
Op dat oogenblik kwam de boer, die
nog altijd bij hen was gebleven en langs
den rand van het water had gewandeld,
aangeloopen, met een klein rond wit vischje
in zijn hand, ongeveer een palm lang, de
te Mudborg bekende smelt.
„Kiekt is!" zeide hij, „ier ei je'n visje,
da je zeker nog nooit gezien eit, de smelt.
Jae, jiffrouw! bekiekt't maer is goed,'tis
'n mooi visje en zul verblank, doe't nieP
En lekkergebrae in de panne, oda 's
wreed't leeft zoo maer in 't zand an den
kant van 't waeter en ik zou wè dienke
dat'r van aevend mee leeg waeter zulle
wizze, dan motje is komme kieke as ze
smelt steke
„Steken zij die visch en waarmee dan P"
„Bel mee 'n ouweele, vroeger gienge ze
mee 'n ploeg en 'n paerd, mae da 's tegens-
woordig de piene waerd nie, zoo weinig
as-t-'r bin't is zoo maer ienkeld da je ze
vangt, mae noe da 'k den dezen zoo uut
't zand getrapt zou 'k wè gloove dat 'r
van aevend binne
Er werd dus besloten dien avond smelt
te gaan steken, waarbij hij dan voor de
materialen zou zorgen. Tusschen haakjes
kan hier wel worden bijgevoegd, dat er
dien avond meer natte voeten dan wel
smelten werden opgedaan.
„Kom, willen wij nu door wandelen,"
zei van Kienen, „ik verlang naar mijn
morgenslokje."
„Ja, so ein schnapps is koet bij de
zeeluft," beweerde von Specht.
„Hoe komt gij toch aan dien Duitschen
snuiter" vroeg van Kienen aan zijne vrouw,
toen zij een eind de anderen vooruit
waren, die natuurlijk minder haast hadden.
„Snuiter!" antwoordde Mevrouw „ik
vind hem een zeer beschaafd jongmensch,
hij is baron en schijnt bovendien zeer rijk
te zijn!"
„Baron, ja dat zegt hij ten minste, maar
daar weet gij verder toch ook niets van;
hij kan die titel wel opgeloopen hebben
tusschen Duitschland en hier. Ik zou in
elk geval maar wat voorzichtig zijn. Hij
is zoo druk met Claea en ik zou haar
toch niet gaarne aan den eersten den
besten mof weggeven!"
„Gij ziet het ten minste wel dadelijk
ernstig in! Mogen de meisjes zich niet
eens met een paar heeren amuseren, wat
zit daar inP"
„Ik zou liever niet in nadere kennis
met dien Pruis komen, die vent heeft iets,
dat mij niet bevalt
Zij waren nu aan den trap gekomen, die
van het strand naar boven op het duin
geleidt en nu moest van Kienen zijne
vrouw en zuster een arm geven, om ze de
trap op te helpen, waarna tante Ka een
oogenblikje moest stilstaan, om wat op
asem te komen. Een eind verder op het
strand, kwamen de beide paartjes aan,
voetje voor voetje, terwijl hun zoon Jan
onophoudelijk achter hen om, vreeselijke
gezichten stond te trekken, vooral tegen
von Specht, die hem ook al niet erg
scheen te bevallen, waarschijnlijk omdat
die hem nog te veel als kwajongen be
handelde.
„Dat gaat daar beneden nog al druk!"
zeide tante Ka.
„Juist, dat vind ik ook," zei van Kienen
„ik heb Caboline ook al gewaarschuwd."
„Ik dacht dat gij het maar erotisch
bedoeldet," zei Mevrouw.
„Begin je weêr met je vreemde woorden,
zeg dan ten minste ironisch! Nu ik groetje
En mijnheer ging in het Badpaviljoen
zich verdiepen in een bittertje en in de
beschrijving der Frankische munten. Ook
het overige gezelschap kwam later aan
het badhuis, en bleef daar buiten wat
zitten tot het tijd werd voor het diner.
V.
een avond aan het paviljoen.
Behalve dat er wat nieuwe kennissen
gemaakt werden en de omgang met de
oudere, waaronder vooral von Specht,
(niettegenstaande het ongunstig oordeel
van Mijnheer) en Beelman moeten ge
rekend worden, veel intiemer werd, gin
gen eenige nu volgende dagen voor de
van Kienen's vrij kalm en stil voorbij.
Openbare vermakelijkheden zijn er op
Mudborg niet vele, aangezien de kosten
voor bals, concerten, vuurwerk enz. te
hoog zijn naar evenredigheid van het
aantal badgasten, die trouwens nog geen
vaste kurtaxe betalen, zoodat er niet
veel geld voor feestelijkheden in kas
komt, maar waardoor de vreemden althans
niet kunnen klagen, dat zij niet veel voor
hun geld krijgen.
Op het paviljoen, de gewone verzamel
plaats der verschillende bezoekers, vindt
men behalve Hollandsche ook Buiten-
landsche Couranten, benevens eene groote
collectie tijdschriften, weekbladen en maand
werken, terwijl er voor de dames een
goede piano en voor de heeren een billard
staat. Soms wordt er 's avonds wel wat
muziek gemaakt, dat dan de badgasten wat
nader tot elkaar en op meer vertrouwelijken
voet brengt. Als uitzondering zijn er een
paar malen in het seizoen dansavondjes,
als een violist, met behulp van een pianist,
zijn best doet de danslustigen op de maat
der muziek te laten rondzweven. Bij een
van die gelegenheden waren ook de van
Kienens tegenwoordig, en zag men de
beide meisjes onder de eersten, die op de
tonen van een wals van Stbaitss, aan de
oevers van den Schonen blauen Donau en
aan het dansen geraakten.
„Er is hier veel anemie, vindt u niet
dokterp" vroeg Mevrouw aan denbaddokter
met wien zij kennis gemaakt had, om hem
te consulteren over het gebruik der zee
baden.
„Ik zou juist zeggen, Mevrouw! dat
allen er op dit oogenblik nog al gezond
en volbloedig uitzien
„Och, dokter! mijn vrouw bedoelt
animo," zei van Kienen.
„O, zoo, ja wel zeker Mevrouw! Yeel
amusementen zijn hier niet, de jongelui
maken er dus gebruik van als zij kunnen."
Maar het scheen toch dat na verloop
van een paar uurtjes de grootste lust
wel wat verflauwde, hetgeen voornamelijk
wel toe te schrijven was aan de temperatuur
die in de zaal heerschte en die, zooals
van Kienen beweerde, die van een pas
gestookten bakkersoven zeer nabij kwam.
Voor de verkoeling, of althans om wat
kalmer te worden, zou er nu ook eens
eene quadrille gedanst worden, waaraan
o. a. ook Mevrouw van Kienen meê deed,
aan den arm van een gepensioneerd majoor
der infanterie. Het bleek echter al spoedig,
dat er niemand in staat was de verschillende
figuren behoorlijk af te roepen, zoodat de
dans geheel in de war raakte, en de cavalier
van Mevrouw kwaad werd en Mevrouw
in den steek liet, hetgeen haar aanleiding
gaf aan haar man te zeggen, dat zij
toch nog liever met beleefde Duitsche
snuiters, dan met ongemanierde ge
passioneerde Hollandsche majoors omging,
waarop mijnheer antwoordde, dat zoo 'n
majoor, niettegenstaande hij gepassioneerd
waB, minder gevaarlijk was voor de ge
moedsrust van hunne dochter.
Die mislukte dans hinderde natuurlijk
de jongeren van het gezelschap minder,
die spoedig daarop weêr even lustig aan
het ronddraaien waren, totdat zij eindelijk,
zelve doodaf, beweerden medelijden te
krijgen met die arme muziekanten, die
maar altijd door hadden moeten spelen!
Men ging nu, in afwachting dat men genoeg
opgekoeld zou zijn, om naar huis te kunnen
wandelen, wat in een kring bij elkaar
zitten en verschillende plannen maken
voor de volgende dagen. Een van de
dames stelde een zeiltochtje voor, terwijl
een van de heeren, die dat ongewisse
element zeker minder beviel, eene wandeling
in bedenking gaf, een soort pic-nic ergens
in de duinen, en dan eet- en drinkwaren
wilde meênemen.
„Hè ja!" zei een van de meisjes, „en dan
zelf water koken en koffie zetten!"
De juffrouw van het zeiltoertje gaf
haar idee echter zoo spoedig nog niet op
en wilde gestemd hebben, welk plan de
voorkeur zou genieten.
„Ik vind beide plannen zoo uitstekend,"
zeide Beelman, „dat ik niet inzie waarom
zij niet beiden zouden doorgaan, maar
aangezien er voor een zeiltochtj e meer moet
in orde gemaakt worden, als men alleen
maar het verkrijgen van een schip rekent,
stel ik voor het wandelplan het eerst te
volvoeren."
Daar was niet veel tegen te zeggen en
aldus werd besloten. Als het de volgende
dag mooi weêr was, zouden zij het maar
dadelijk ten uitvoer brengen en een van
de heeren ging eens buiten zien, of er niet
iemand was, die den volgenden dag als
pakjesdrager zou meê willen gaan. Men
moet namelijk weten dat, wanneer er aan
het Paviljoen gedanst wordt, zulks ook
voor de Mudborgers een pretje is. Allen,
jongens en meisjes, gaan er dan heen, en
staan dan uren lang, met hunne neuzen
tegen de ramen, naar het dansen te kijken.
Vreemd is het wel, dat zij, die dit reeds
zoovele jaren gedaan hebben, het nog niet
verder in de edele danskunst hebben ge
bracht en hun dansen nog altijd in een
lomp en plomp hossen en springen blijft
bestaan.
Spoedig was er dan ook iemand gevonden,
en Joos „de Goenkelaer" was bereid om,
wanneer het gezelschap maar wilde, achter
een „korrewaege" gespannen te worden en
de spijzen en dranken ter bestemder
plaatse te kruien.
(Wordt vervolgd.)