Gemengde huwelijken nemen toe Van elke drie hervormden trouwt er één met een andersdenkende n I ft i Jf- I SCHOUWENS BADCOURANT PAGINA 3 d- Communicatie e, d, i- 1, I, I. .W- Een fraaie en op Schouw en-Duiv eland veel voorkomende vogel soort is de bekende kluut, die vooral wordt aangetroffen in het lage polderland, bij weilanden en op de „schorren”. Moeder Kluut waakt met trots over haar eieren, waaruit intussen - als alles goed gegaan is - de jongen al weer te voorschijn zijn gekropen. 'a. 3) Veel hoger is het percentage gemengd huwenden bij de Ne- derlands-Hervormden. In 1957 was dat reeds 24,6 °/e, in 1966 zelfs al 30,9 °/o. Dat impliceert dat van elke drie hervormden er een met iemand van een an dere kerkelijke groepering of een buitenkerkelijke trouwt Wie zou verwachten dat dit bij de gereformeerden anders ligt, komt bedrogen uit. In 1957 was het percentage gemengd huwen den bij de gereformeerden reeds 23,1 en in 1966 28 Interessant is dat ook bij dè buitenkerkelijken het percenta ge gemengd huwenden is geste gen, t.w. van 31 naar 33 °/o. Dat houdt in dat steeds meer bui tenkerkelijken huwen met ie mand, die wel tot een kerkge nootschap behoort. Wel blijkt uit de cijfers dat de bereidheid om een gemengd huwelijk aan te gaan bij de ka tholieken het geringst is, maar het is zeker niet denkbeeldig dat sinds 1966 hierin al verandering is gekomen, want de ontwikke lingen binnen de katholieke kerk gaan zo snel, dat de statis tieken ze niet meer bij kunnen houden. „Uit de toeneming van gemeng de huwelijken blijkt gering schatting van de kerkelijke ge meenschap, waar men toe be hoort en tot op (zekere hoogte ook geringschatting van het hu welijk zelf.” Dit is geen citaat uit een preek anno 1900, maar een passage uit het boek „Het gezonde huwe lijk” van de protestants-chris- telijke arts dr. A. Hijmans, dat in1960 werd gepubliceerd. Nu, tien jaar later, zijn de standpunten ten aanzien van het kerkelijk gemengde huwe lijk aanzienlijk gewijzigd. Sinds 1967 kan er in ons land worden gesproken van een voortduren de toeneming van het aantal ge mengde huwelijken. Binnen elke kerkelijke groepering is het aandeel der gemengde huwen den op het totaal aantal gehuw den toegenomen, vooral bij de Nederlands-hervormden en ge reformeerden. Relatie tussen verschillende groeperingen worden opener Met de gemengde huwelijken is het eigenlijk een vreemde zaak. In 1946 sloot 23,1 van de hu wenden een gemengd huwelijk. De verwachting was toen reeds, dat in de daaropvolgende jaren het aantal gemengde huwelijken nog sterker zou toenemen. Te gen alle verwachtingen in ge beurde dat niet. Integendeel, het percentage gemengde huwelij ken daalde na 1946 geleidelijk en bedroeg in het jaar 1957 slechts 19,9 0 o. Maar sinds 1957 is het aantal gemengde huwe- Met deze ontwikkeling hangt de steeds geringer wordende ver- zuilingsmentaliteit samen. De zuilen staan in Nederland ogen schijnlijk nog recht omhoog, maar een steeds groter wordend deel van de Nederlandse bevol king schopt er hard tegen aan. Men laat zich niet zo gemakke lijk meer inkapselen in een be trekkelijk klein wereldje, waar men zich angstvallig bescherm de tegen iedere indringer van buiten en het contact met an dersdenkenden bij voorkeur vermeed. De relaties tussen de verschillende groeperingen zijn opener geworden. Geen isolatie, maar communi catie is het wachtwoord van on ze tijd. Dat deze ontwikkeling leidt tot een groter aantal ge mengde huwelijken, is volkomen begrijpelijk. Het behoeft geen verbazing te wekken dat de cij fers van de volkstelling van dit jaar een nog onthullender beeld van deze ontwikkeling zullen geven dan de gegevens waar over we nu beschikken. trokken. jonge generatie conformeert zich niet meer zo aan het autoritaire gezag, dat eeuwenlang van de kerkelijke leiding uitstraalde en ook in on ze tijd nog niet helemaal ver dwenen is. Kerkelijke wetten verliezen hun invloed, terwijl de moderne menswetenschappen als psychologie en sociologie benadrukken dat een goede per soonlijke verhouding tussen man en vrouw meer afhankelijk is van een goed op elkaar afge stemd zijn van karakters, dan van gelijkheid van godsdiensti ge gezindte. lijken voortdurend gestegen. In 1966 sloot 23,5 °/o van de huwen den een gemengd huwelijk. In het sociologisch tijdschrift „Mens en Maatschappij” wer den enkele interessante cijfers over deze ontwikkeling gepubli ceerd. Volgens deze gegevens blijken zich inderdaad verande ringen in de samenstelling naar kerkelijke gezinte te hebben voorgedaan, veranderingen die zich in de samenstelling van de huwelijken weerspiegelen. Het aantal van de homogeen- katholieke huwelijken (r.k. met r.k.) is van 1957 tot 1966 geste gen van 39,2 naar 4O9/o. Ook het aandeel van de homogeen-bui- tenkerkelijke huwelijken (bui tenkerkelijk met buitenkerke lijk) steeg van 11,3 tot 12,5 Maar daarentegen is het percen tage homogeen-hervormde hu welijken in deze periode sterk gedaald, n.l. van 21,5 tot 16,6 Daaruit kan men afleiden, dat steeds meer hervormden trou wen met een partner, die niet hervormd is. Sprekende percentages Nochthans zijn de hervormden niet de enige kerkelijke groepe ring, waar het aandeel der ge mengde huwelijken op het to taal huwenden tussen 1957 en 1966 is toegenomen. Dit ver schijnsel doet zich bij alle ker kelijke groeperingen in meer of mindere mate voor. In 1957 be droeg het percentage gemengd huwenden bij de rooms-katho- lieken 9,2 «/o. In 1966 was dat 12,3 ’/o. Weerstand Na 1957 dus een stijging van het aantal gemengde huwelijken, nadat na 1946 er aanvankelijk een daling was opgetreden. Een bevredigende verklaring voor deze aanvankelijke verklaring is er niet, maar men kan toch wel enkele oorzaken noemen. In de eerste plaats nam de weer stand tegen gemengd huwen toe. De verschillende kerken, kennelijk geschrokken van het hoge percentage gemengd hu welijken in het eerste jaar na de tweede wereldoorlog, lieten de gelovigen duidelijk blijken dat ze met deze ontwikkeling niet zo bijster gelukkig waren. Bovendien steeg het aantal bui tenkerkelijken en de overgang van personen van een kerkelijke groepering naar de massa der buitenkerkelijken deed ook een daling in de frekwentie van het gemengde huwelijk verwachten. De ontkerkelijking vermindert de kans op een groot aantal ge mengde huwelijken. Maar deze laatste verklaring gaat toch kennelijk niet helemaal op. Want na 1957 neemt het aantal gemengde huwelijkssluitingen toe, terwijl het proces van ont kerkelijking zich krachtig door zette. Dat wijst er op dat bij degenen die wel lid van een kerkgenootschap zijn, thans minder weerstand bestaat tegen een gemengd huwelijk dan een jaar of twintig geleden. Oecumene Het verschijnsel van het toene mend aantal gemengde huwelij ken moet men zien tegen de achtergrond van allerlei maat schappelijke ontwikkelingen, die zich in een snel tempo in onze samenleving hebben vol- Bovendien wordt de jongere generatie meer aangesproken door de oecumenische gedachte. Men gaat meer letten op datge ne wat men met anderen ge meen heeft, dan op datgene waarin men van anderen ver schilt. Deze mentaliteit leeft niet alleen bij de randkerkelij- ken, maar ook bij duizenden meelevende gelovigen. Daar komt dan nog bij dat bij de ker kelijke leiding de bezwaren te gen het gemengde huwelijk niet meer zo sterk leven, zodat men de indruk krijgt dat het ge mengde huwelijk nu ook van bovenaf wordt gesanctioneerd. i ’<C

Krantenbank Zeeland

Schouwen's Badcourant | 1972 | | pagina 3