Augustus aan het strand
WhWl
Hoog-
en
laag
water
I
DE BADCOURANT
r-'V'
S AUGUSTUS No. 9
Brouwershaven
grote opening aan-
in
Hoe
een
J. MENNEMA
BADCOURANT
van
zig
Voordat we de vloedlijn verla
ten, moeten we toch nog even
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
14.17
15.02
15.45
16.29
17.10
17.53
18.32
19.19
20.14
21.33
van
het
spits
onge-
20.07
20.48
21.29
22.09
22.48
23.32
12.54
14.03
15.17
Afbeelding van enkele strandvondsten. Links boven een stukje knotswier, daar
onder een strandschelp. In het midden een bijna griezelig voorwerp, het eikapsel
van de rog. Onderaan een „opengeslagen" boormossel. Probeert u het allemaal
eens bij elkaar te vinden. Iedereen is begonnen met een kleine verzameling.
(Foto Berge).
vier hoorntjes er
van
Laagwater
7.45
8.24
9.02
9.40
10.20
11.03
11.54
0.23
1.24
2.33
6 t/m 15 augustus 1971
Hoogwater
1.47
2.33
3.20
4.02
4.44
5.29
6.10
6.55
7.47
8.57
Gratis verspreiding te Burgh, Haamstede, Renesse, Scharendijke en
wulkenhuis is nl. voor de here-
mietkreeft een prachtige gele
genheid om zijn woningpro-
bleem op te lossen. Een here-
mietkreeft is een kreeft, die als
uitzondering geen hard pantser
heeft. Zijn weke achterlijf staat
dus bloot aan vele vijanden en
hij moet dat achterlijf dus er
gens zien te verbergen. En
waarom niet in zo’n stevig wul
kenhuis? Het eigenaardige is nu
echter, dat, wanneer de here
miet in de wulk „getrokken” is,
hij vrijwel ogenblikkelijk inwo
ning krijgt. Op de schaal gaat
zich nl. de zeerasp vestigen, een
kolonie van kleine diertjes, die
voorzien zijn van netelcelletjes,
welke bij gevaar een buisje in
het lichaam van de vijand kun
nen schieten en door dit buisje
vloeit dan een giftige stof, die
de vijand verlamt. Deze samen
leving - met een vreemd woord
symbiose genaamd - levert nu
voor beide partijen voordelen
op. Behalve zichzelf beschermt
de zeerasp ook de wulk en deze
zorgt er op zijp beurt voor, dat
hij niet alleen zichzelf, maar
ook de zeerasp verplaatst, zodat
deze telkens in een nieuw ge
bied voedsel kan verzamelen.
Andere slakken, die we zeker in
de'vloedlijn zullen vinden, zijn
de purperslakken. Deze purper-
slakken kunnen alleen op ste
nen leven en heel eigenaardig
is. dat zij uitsluitend voorkomen
op de Noorderpier van Hoek
van Holland, maar op de Zui-
derpier volkom enontbreken. De
purperslak, die wel een beetje
op een verkleinde uitgave van
de wulk lijkt, alleen is hij lich
ter van kleur( de wulk is meest
al grijsgrauw), dankt zijn naam
aan het bezit van een purperen
kleurstof, die vroeger werd ge-
I bruikt om de mantels van de
Soms vinden we een wulk, die Romeinse keizers te verven.
I begroeid is met hele kleine ste-
Vele
de kust in het j
het slik en spoelden
als dode huisjes aan. Wat
een gewone schelp noe-
heet officieel de halfge-
Meestal
kleur,
draden
het z.g.
minder algemeen is
wat
de
de voortplantings-
de gewone rog, een platte ruit
vormige vis met ’n lange steke
lige staart.
De Rog, die familie is van de
haai, zet deze eieren af en, half
in het zand gestoken, ontwik
kelt zich hierin de jonge rog,
die dan het e ikapsel verlaat.
Na een poosje raakt het eikap
sel los en wordt op het strand
geworpen, soms in zeer grote
aantallen.
Op de terugweg zoeken we lie
ver het harde strand op en ko
men dan hier en daar eblijntjes
tegen, die veel minder opvalien
dan de duidelijke vloedlijn.
Wanneer we het gruis een beet
je beter bekijken, dan vinden
we nog heel veel slakkenhuis
jes, die nog helemaal gaaf zijn.
Een van de mooiste slakjes
Nederlandse strand is wel
wentelstrapje, een klein
toelopend hoorntje met
veer 10 windingen, waarop zich
dwarsribben bevinden. Naast
alikruiken en tepelhoorns - te
herkennen aan een gat aan de
onderkant van de slak - vinden
we hier ook kegelvormige zand-
kokertjes. Dit fraaie kunstwerk
is het huisje van een worm, die
luistert naar de sprookjesachti
ge naam van goudkammetje.
Wanneer we zo gelukkig zijn in
de kokertjes nog een levend
diertje te vinden, dan zullen we
de naam gauw begrijpen. Boven
op zijn kop heeft dit wormpje
nl. een stevige kuif van goud
glanzende borsteltjes, waarmee
hij zich in de zeebodem kan
graven. Zij staan dus feitelijk
met hun kop in het zand en al
leen het spitse toelopende uit
einde van hun huisje is nog
zichtbaar.
Wanneer we weer op ons uit
gangspunt zijn teruggekeerd en
moe een gemakkelijke stoel op
zoeken, dan zullen we toch met
elkaar eens zijn, dat een minder
mooie dag aan het strand echt
geen verloren dag behoeft tp
zijn.
verschijnt gedurende de zomer
maanden in westelijk Schouwen,
ten gerieve van de badgasten en
wordt elke week gratis huis-aan-
I huis bezorgd en is een uitgave
van Drukkerij Lakenman Ocht-
I man, postbus 1, Zierikzee.
feit, of er in het water tijdens
zijn groeiperiode veel sporen
een bepaaldé stof aanwe-
waren. Groeit de schelp
b.v. in een gebied, waar nog
al wat ijzersporen aanwezig
zijn, dan krijgt hij een donker
bruine kleur. Naast deze half-
geknotte strandschelp (men
noemt hem halfgeknot, omdat
de achterkant van de schelp
in verhouding tot de voorzijde
een beetje afgestompt is) moet
a.ls meest algemene schelp de
kokkel genoemd worden. Deze
kokkel - duidelijk herkenbaar
aan de ribben, die van de top
naar de schelprand lopen,
meestal plm. 25 in getal -
komt in zeer grote getale
voor op de zandplaten in de
Waddenzee en wordt daar
door de vissers, de z.g. kok-
kelaars, verzameld en veelal
naar Engeland uitgevoerd. Een
schelp, die veel op de kokkel
lijkt, alleen lopen de ribben
hier evenwijdig met de schelp
rand, is de venusschelp. Het
verhaal wil, dat je met een
Venus trouwt, wanneer je er
100 op een dag vindt, dus vrij
gezellen aan de slag! Een
goed herkenbaar schelpje is
ook het zaagje. Deze dankt
zijn naam aan de ribbeltjes
op de schelprand, die duide
lijk te voelen zijn. Dit enigs
zins langgerekt schelpje is ook
zeer algemeen op het strand
en komt eveneens in vele
kleuren voor, net als de half-
geknotte strandschelp. Een
heel eigenaardig gevormde
schelp is het mesheft. 1
schelpen doen inderdaad sterk I je nog de echte schaal duide- kijken naar de vreemde zwarte
zo groot als de breedte. Je
kunt volkomen rechte vormen
vinden, maar ook kleinere, die
een beetje gebogen zijn.
Andere schelpen, die evenzo
door hun grote opvallen zijn
de strandgapers, die nog al
eens door badgasten gepromo
veerd worden tot asbakje.
Wanneer je zo’n schelp met de
binnenkant op tafel legt, kun
je duidelijk zien, dat er van
voren een kleine en van ach
teren een
wezig is.
Familie van deze schelpen,
zijn de slakken. Dit zijn die
ren, die hun lichaam niet tus
sen twee klepjes opbergen,
maar in een huisje wegstop
pen. Een van de grootste Ne
derlandse zeeslakken is de
wulk, die door zijn stevig uiter
lijk moeilijk met een andere
slak te verwarren is. Van deze
wulk vinden we ook vaak de
eitjes op 't strand. Dit zijn nl. de
gele sponsachtige ballen, die in
de vloedlijn te vinden zijn. In
elk van deze kapseltjes heeft nu
een klein wulkeneitje gezeten,
dat op 'n rustige plaats wordt
afgezet, om daar tot wulk uit te
groeien. Deze wulkenkapsels
zijn een ideale gelegenheid voor
vele andere diéren, om een
schuilplaatsje te zoeken. Als je
zo’n wulkennest eens uit elkaar
peutert, zul je verschillende
kleine schelpjes, zeeanemoon-
tjes, zeesterretjes en kreeftjes
vinden.
Vaak hoor je van mensen, die
hun vakantieplannen aan het
bespreken zijn, dat zij toch
maai liever niet naar zee gaan,
omdat je daar zo sterk van ’t
weei afhankelijk bent. Is dat
nu wel zo? Natuurlijk, ’t is
heerlijk om lekker in het zon
netje te liggen bruin bakken,
maai een minder fraaie dag
behoeft heus geen zorgen te
baren. Maak maar eens een
fikse strandwandeling en kijk
maai eens naar al die wonder
lijke dingen, die feitelijk in
zee thuis horen, doch welke
als uitzondering op het strand
worden geworpen. Je zult er
beslist geen spijt van hebben!
Twee keer per etmaal werpt
de vloed materiaal uit zee op
het strand. De grote stukken
als bessen wier, planken, vis
sen en grote schelpen blijven
op het hoogste punt, waar het
watei kwam, liggen en vor
mer de z.g. vloedlijn. Kleiner
en ronder materiaal als b.v.
schelpgruis wordt weer met de
teruglollende golven opgeno
men en blijft onderweg liggen,
de z.g. eblijn.
Deze vloed- en eblijn zijn nu
voor de strandman een waar
eldorado en hoewel zij vooral
in voor- en najaar (na de gro
te stormen) de rijkste vonds
ten opleveren, zijn zij in elke
tijd van het jaar, dus ook in
augustus, het naspeuren ruim
schoots waard.
OpvrUend zijn altijd de grote
bossen wier, die de vloedlijn
kilometers lang duidelijk
zichtbaar maken. Deze wieren,
die langs onze kust alleen op
pieren en dijken voorkomen,
zijn planten, die zich niet door
middel van zaden, maar van
sporen voortplanten, net als
de varens en de paddestoelen.
Met deze groepen behoren de
wieren dan ook tot de z.g. la
gere planten. Bij het meest
voorkomende wier, het blaas-
en knotswier, zijn de orgaan
tjes, waarin de voortplantings
organen hebben gelegen, dui
delijk te zien: het zijn de
blaasjes of knotsen, die zo
heerlijk kunnen knappen, als
je er op trapt. Soms vinden
we ook wiermassa’s, die alleen
uit- lange draden schijnen te
bestaan, het z.g. riemwier.
Veel minder algemeen is het
hauwwier, wat zijn naam
dankt aan de eigenaardige
vorm van de voortplantings-
orgaantjes: deze zijn enigszins
langgerekt
door ze
ken aan de vruchtjes
koolzaad, die ook wel hauwen
genoemd worden.
De schelpen zijn in de vloed
lijn meestal het sterkst verte
genwoordigd. Vele schelpen
leefden- voor de kust
zand en
nu
wij
men,
knotte -strandschelp,
is hij geelachtig van
doch deze kan ook anders zijn.
Dit hangt nl. sterk af van het
en geleed, waar-
beetje doen den-
van
de
Deze keltjes. Alleen op één plek kun
sterk I ie noe de echte schaal dnide-
denkên aan het heft van een lijk zien: dat lijkt wel een slijt- doosjes met
mes: de lengte is ongeveer 6 x plekje. Hoe komt dat? Zo'n I aan, Dit zijn de eikapsels
will